Nieuws

Daling stikstofdepositie leidt tot herstel biodiversiteit

article_published_on_label
8 april 2021

In de hooilanden bij Wageningen die sinds de jaren vijftig intensief zijn onderzocht, daalde de diversiteit van plantensoorten sterk tussen 1950 en 1990. In deze periode vond een scherpe stijging plaats van de stikstofdepositie als gevolg van veranderingen in de landbouw en het verkeer. Vanaf 1990 daalde de neerslag van stikstof en herstelde de diversiteit zich langzaam. Na 2010 daalde de stikstofdepositie niet verder, en stagneerde ook het herstel van de botanische diversiteit in de Wageningse hooilanden.

In het Ossekampen Grassland Experiment dat in 1958 begon, werden een aantal proefvelden meer dan 60 jaar onderzocht. Veranderingen in botanische soortensamenstelling, productie en bodem werden gedetailleerd gemeten. Het experiment in Wageningen is één van de oudste ecologische experimenten in de wereld. Het oudste experiment is het Park Grass Experiment in Rothamsted (VK) dat honderd jaar eerder werd gestart.

Bodemverzuring

In de eerste dertig jaar na de start van het experiment vond een snelle daling plaats van de diversiteit van plantensoorten: de lage kruiden en korte grassoorten namen af en de vlinderbloemen verdwenen vrijwel volledig. De daling van de diversiteit blijkt vooral het gevolg van verzuring van de bodem en niet van een verhoging van de productie, wat meestal wordt verondersteld. Het is opmerkelijk dat zelfs op deze gebufferde kleigronden in dertig jaar tijd de zuurgraad van de bodem sterk is gedaald (van pH = 5 naar pH = 3.8). De belangrijkste veroorzaker van deze bodemverzuring waren zwaveldioxide en de snel stijgende stikstofdepositie tussen 1950 en 1990.

Een deel van het verlies van diversiteit in de beginjaren moet worden toegeschreven aan de omvorming van wisselweide naar hooiland toen het experiment begon. In deze periode verdwenen typische weidesoorten als kamgras en witte klaver, terwijl het tientallen jaren duurde voordat de soorten die kenmerkend waren voor voedselarme hooilanden zich konden vestigen (bijv. blauwe zegge, tandjesgras en kruipend zenegroen). Het grootste deel van de verarming bleek echter het gevolg van de gemeten bodemverzuring.

Stagnatie

Na 1990 daalde, dankzij milieumaatregelen in landbouw en verkeer, de stikstofdepositie en nam de diversiteit weer langzaam toe. Hetzelfde gebeurde met de lage kruiden (bijv. geel walstro en kruipend zenegroen) en de vlinderbloemigen (bijv. gewone rolklaver). Maar na 2010 stagneerde dit herstel van de diversiteit. Ook de zuurgraad van de bodem bleef steken op pH = 4.0. In deze periode nam de stikstofdepositie – met name de depositie van ammoniak die voor het overgrote deel afkomstig is uit de Nederlandse veeteelt – niet verder af.

Na 1990 werden verschillende maatregelen genomen om de emissies van ammoniak terug te brengen waaronder de mineralenboekhouding die agrarische bedrijven moesten bijhouden, en de verplichting om mest te injecteren. De mineralenboekhouding waarbij boeren een heffing moesten betalen wanneer het overschot van stikstof en fosfor te groot was, werd in 2006 afgeschaft.