Nieuws

Feiten en cijfers vergroening Europees landbouwbeleid in Nederland

article_published_on_label
24 maart 2017

Dat de vergroening van het Europese landbouwbeleid niet echt het succes is dat de beleidsmakers voor ogen hadden is al langer bekend. Maar wat zijn nu de feiten en cijfers achter deze bewering? Anne van Doorn en Rob Smidt van Wageningen Environmental Research (Alterra) zetten de feiten en cijfers van twee jaar vergroening op een rij.

In januari 2015 is het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) van de EU van start gegaan. Hierin werd onder andere de directe inkomenssteun aan boeren herzien, waarbij de zogenaamde vergroening een van de belangrijkste elementen is. Deze vergroening houdt in dat boeren die directe inkomenssteun ontvangen, verplicht zijn om vergroeningsmaatregelen toe te passen op hun bedrijf. Biologische boeren zijn uitgezonderd van de maatregelen (die zijn al groen genoeg), en de gangbare bedrijven moeten een minimum areaalgrootte hebben om hiervoor in aanmerking te komen. Van de 700 miljoen euro die in 2015 aan inkomenssteun aan boeren is uitbetaald, is 210 miljoen uitbetaald voor vergroeningsmaatregelen.

In Nederland hebben ruim 40.000 boeren (twee derde van het totale aantal landbouwbedrijven met 90% van de landbouwgronden in bezit) ten minste één vergroeningsverplichting. Op 40% van de landbouwgrond moeten boeren aan gewasdiversificatie doen, dat wil zeggen dat zij meerdere soorten gewassen moeten telen. “Dat is echter min of meer business as usual,” zegt Anne van Doorn. “Boeren hoeven daar meestal geen extra inspanning voor te doen, maar zij voldoen zo wel aan de vergroeningsverplichting.”

Grasland moet zoveel mogelijk in stand gehouden worden, stelt de EU. Voor grasland in Natura 2000-gebieden geldt zelfs een ploeg-, omzet- en scheurverbod. Maar waar er in Nederland in 2000 nog 900.000 ha ‘blijvend grasland’ was, is dat nu nog maar ca. 700.000. Toch blijft de daling nog net onder de toegestane 5% ten opzichte van het referentiejaar 2012. In 2015 was het aandeel blijvend grasland in Natura 2000-gebieden nog 51.000 ha. In 2016 was dat gedaald tot 49.000 ha. “Vreemd,” zegt Anne van Doorn, “want er geldt een ploeg- en omzetverbod. Het areaal zou dus gelijk moeten blijven.”

In de door de overheid aangewezen ‘ecologische aandachtsgebieden’ kunnen boeren als vergroeningsmaatregel kiezen tussen het aanleggen van akkerranden, wilgenhakhout, het inzaaien van stikstofbindende gewassen of vanggewassen. Op zo’n 90% van het areaal kozen de boeren voor vanggewassen als bladrammenas Japanse haver, Italiaans raaigras of gele mosterd. Anne van Doorn: “Doel hiervan is om de bodem gezonder te maken, onder andere door het verhogen van het organische-stofgehalte in de bodem en het tegengaan van nutriëntenuitspoeling. Of dat in de praktijk ook echt het geval is, staat nog te bezien. Daarvoor is de periode waarin de maatregelen zijn toegepast nog te kort.”

Afgezet tegen de oorspronkelijke doelstellingen, kun je al met al zeggen dat het vergroeningsbeleid niet het beoogde succes is geworden. Wel concludeert Van Doorn dat de reikwijdte van de vergroeningsmaatregelen van het GLB groot is: “Ze zijn van toepassing op een groot areaal van de Nederlandse landbouwgronden. Maar om de landbouwpraktijk op deze bedrijven daadwerkelijk te vergroenen zijn ambitieuzere maatregelen nodig.”