Nieuws

Geschiedenis van de varkens- en pluimveefokkerij

article_published_on_label
6 februari 2018

Eind 2017 zijn twee studies verschenen waarin beschreven is hoe vanaf 1900 door fokbedrijven onze varkens en kippen zijn veranderd om aan de eisen van de markt te voldoen.

Nederland speelt internationaal een vooraanstaande rol in de fokkerij van landbouwhuisdieren, zowel in wetenschappelijk als bedrijfsmatig opzicht. Van de handvol bedrijven in de wereldwijde fokkerijmarkt van koeien, paarden, varkens en kippen is er voor elke diersoort wel een Nederlands bedrijf bij.

Varkensfokkerij

De Nederlandse varkensfokkerij heeft in de twintigste eeuw een grote metamorfose doorgemaakt. Van een bijzaak op de meeste boerderijen, tot een van de belangrijkste takken van de Nederlandse veeteelt. De wetenschap is een steeds grotere rol gaan spelen in de praktijk van het varkensfokken. Van der Laan laat in zijn proefschrift zien dat in de varkensfokkerij de kunst van het fokken werd vervangen door de rationaliteit van de wetenschap. Het blijkt dat boeren, wetenschappers, beleidsmakers en andere betrokken beroepsgroepen een gemeenschappelijke noodzaak voelden tot continue modernisering van de praktijk, met daarbij een centrale rol voor wetenschap en technologie. Met als gevolg een zeer efficiënt producerende sector.

Pluimveefokkerij

Rond 1900 legden kippen gemiddeld minder dan 100 eieren per jaar, tegenwoordig zijn dat er drie keer zo veel. Door de opkomst van de zuivelfabrieken vanaf 1890, verviel een deel van de vrouwenarbeid op de boerderij. Vanaf toen ging de boerin zich vaak om een toom erfkippen bekommeren. Zij kon zo met de eieren een deel van het gezinsinkomen vergaren. Kippenhouden was vrouwenwerk. Dat impliceerde ook dat de status niet hoog was. De boer ging over de koeien en de varkens, de belangrijkste takken van het veehouderijbedrijf. 

In de Nederlandse pluimveesector lijkt weinig discussie te hebben bestaan over de “verwetenschappelijking” van de fokkerij. De aanvankelijk marginale positie van de kippenhouderij en de afwezigheid van een fokkerijtraditie en van stamboeken geven hiervoor een verklaring. Dit blijkt uit het artikel van Van der Waaij en Theunissen. Waren er in 1960 nog 199.000 bedrijven met kippen, elk decennium is het aantal bedrijven verder gedaald tot zo’n 2000 bedrijven in 2015, en het aantal leghennen per bedrijf is fors gestegen. Van de 2000 bedrijven had ongeveer de helft leghennen, met gemiddeld 35.000 leghennen per bedrijf.

Specialisatie en schaalvergroting

De fokkerij van varkens en kippen berust op principes die al sinds de achttiende eeuw bewust worden toegepast: rassen, selectie op prestaties en kruisen. Het gunstige effect van kruisen tussen rassen wordt bewust gebruikt. En men wist ook toen al: doorkruisen werkt niet. De gekruiste dieren zijn het eindproduct: ze werden aangeduid als gebruikskruisingen. 

Na de tweede wereldoorlog werd het duidelijk dat voedselproductie een zeer hoge prioriteit moest hebben voor voldoende goed en betaalbaar voedsel. Experts zoals Rommert Politiek en Durk Minkema en politici zoals Sicco Mansholt, hebben een aanzienlijke invloed gehad op de ontwikkeling en de industrialisering van de Nederlandse veeteelt. Voor Politiek lag de prioriteit bij verhoging van de productiviteit en de efficiëntie van de veeteelt. De oplossingen die vanuit de wetenschap werden bedacht vertaalden zich in een voortgaande efficiency en specialisatie.