Nieuws

Institutionele samenwerking nodig om leefstijlproblemen aan te pakken

article_published_on_label
15 juli 2021

Om leefstijlproblemen aan te pakken zijn er samenwerkingen nodig tussen huisartsen, leefstijlcoaches, fysiotherapeuten en diëtisten. Dat concluderen onderzoekers van de leerstoelgroep Gezondheid en Maatschappij van Wageningen University & Research.

In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de leerstoelgroep een bestuurskundig onderzoek uitgevoerd naar de beleidsvorming en resultaten rondom het opnemen van Gecombineerde Leefstijl Interventies in het basispakket van de zorgverzekering. GLI’s zijn zorgpreventietrajecten, waarbij mensen met overgewicht en obesitas in groepsbijeenkomsten en onder individuele begeleiding proberen tot een gezondere levensstijl te komen.

Niet onderdelen verschuiven, maar echte verbinding tot stand brengen. Samenwerking voor preventie vergt wettelijke afstemming voor werkende netwerken

Te vrijblijvend

Het opnemen van GLI als betaaltitel had een coördinerend instrument moeten zijn voor samenwerking op het gebied van leefstijlpreventie, maar het blijkt dat de sectoren te vrijblijvend zijn verbonden, waardoor de preventie niet goed van de grond komt. ‘Burgers en ondernemende innovators moeten meer betrokken worden tijdens alle fasen en op alle niveaus’, concluderen de onderzoekers. Van de coronacrisis hebben we geleerd dat leefstijl nauw samenhangt met gezondheidsrisico’s. Leefstijlpreventie is mede hierdoor hoog op de agenda gezet.

Onderzoek naar beleidsvorming

Dat er een nieuwe aanpak nodig is, komt helder naar voren in het bestuurskundig onderzoek van Wageningen University & Research. De onderzoekers keken naar de twaalf jaar voorafgaand aan het besluit om drie GLI’s te erkennen en vanaf januari 2019 te vergoeden vanuit het basispakket van de Zvw. De huisarts kan patiënten sinds dat jaar doorverwijzen naar de leefstijlcoaches, diëtisten en fysiotherapeuten, die de GLI’s uitvoeren. Deelnemers hoeven geen eigen risico te betalen.

Uit de beleidskeuzes blijkt volgens het onderzoek dat de overheid de GLI niet alleen zag als een nieuwe interventie, maar ook als instrument om samenwerking tussen de zorg, gemeenten en de markt van het beweegaanbod (diëtisten, fysiotherapeuten) tot standaard praktijk te maken. Het stelde een nieuwe norm voor om preventie in de zorg te borgen. En dit had een samenwerking tussen huisarts en leefstijlcoaches en een verbinding tussen het medische en het sociale domein tot een standaard praktijk moeten maken. ‘Maar dat is niet voldoende gelukt. Er is te veel vastgehouden aan de institutionele omgeving van de Zorgverzekeringswet; het sociale domein bleef onderbelicht’, zeggen de onderzoekers.

Lessen voor de toekomst

De lessen die uit het onderzoek getrokken kunnen worden staan letterlijk in de Kamerbrief aan de Minister van VWS, die opgesteld is naar aanleiding van het onderzoek. Daarom een direct citaat:

'Samenwerking tussen uitvoerders van verschillende beleidsstelsels komt onvoldoende tot stand omdat er, zowel op regionaal als op landelijk niveau, wel faciliterende maar geen verantwoordingsprikkels zijn voor de organisatie van die samenwerking. Er is een aanvullend instrumentarium nodig om deze samenwerking tot stand te laten komen.

Het bevorderen van de samenhang tussen de stelsels impliceert niet alleen governance (coördinatie en sturing) van verandering, maar ook een verandering in de governance, zodat deze meer gericht wordt op coöperatieve arrangementen en lerende beleids- en uitvoeringsnetwerken.

Ontwerpers en gebruikers van kansrijke preventie interventies moeten een belangrijke rol hebben gedurende het proces, net als vertegenwoordigers van gevestigde  zorgpartijen en wetenschappers. Dit versterkt het vertrouwen in de overheid en de implementatiebereidheid en capaciteit door het veld en zijn noodzakelijke voorwaarden voor succes.'

Er moet volgens deze Kamerbrief een infrastructuur gemaakt worden waarin preventie en gezondheidsbevordering op nummer één staat. Daarin moet gemeenten en zorgverzekeraars duidelijke taken krijgen. Samenwerking moet bevorderd en financiering moet structureel worden.