Nieuws

Op het spoor van de boktor

article_published_on_label
9 november 2015

Boktorren die uitvliegen laten sporen na in hun kraamkamer. Promovendus Paul Copini leest die sporen in jaarringen van bomen en kan zeggen wanneer de boktor is geboren. Een oordeel met gewicht.

Gatenkaas
Boktorren leggen hun eitjes in de bast van de boom, vertelt Copini. ‘De larven die uit die eitjes komen, kruipen naar de diepere lagen van de boom om zich te voeden. Na 2 tot 3 jaar verpopt de larve zich, maakt een uitvlieggat en vliegt uit. In de tussentijd vreet het beestje zich door de hele boom heen. Dat levert een soort gatenkaas op. Boktorren blijven bovendien vaak in dezelfde boom. Ze voeden zich en leggen weer eitjes. Uiteindelijk legt zo’n geïnfecteerde boom het loodje.’

Dwarsdoorsnede van de stam van een kleine Japanse Esdoorn. De bast is aangevreten (rechtsboven) door de Oost-Aziatische boktor. Het hout is bewerkt om verschillende cellen te kunnen onderscheiden
Dwarsdoorsnede van de stam van een kleine Japanse Esdoorn. De bast is aangevreten (rechtsboven) door de Oost-Aziatische boktor. Het hout is bewerkt om verschillende cellen te kunnen onderscheiden

Copini organiseerde zijn eigen door boktorren aangetaste bos. Zonder dat er een boktor aan te pas kwam, overigens. Hij simuleerde uitvlieggaten door op verschillende momenten van het groeiseizoen zelf gaatjes in de boom te boren. De reactie van de boom op die verwondingen bracht hij nauwkeurig in beeld en hij vergeleek op het Dendrolab van Wageningen UR de veroorzaakte verwondingen. Daarbij is met name de plek van de verwonding in de jaarring van belang.

Lastige gevallen
De resultaten laten zien dat de bepaling minder nauwkeurig is dan verwacht. ‘Er zijn drie periodes in een jaar waarin we de vorming van een uitvlieggat kunnen dateren: voor, net na en tijdens het groeiseizoen’, legt Copini uit. ‘Op de maand nauwkeurig is niet haalbaar. Dat komt door de grote variatie aan jaarringgroei tussen bomen onderling. Je kunt daardoor niet exact bepalen in welke fase van de groei een deel van een jaarring zit. Dan zou je van elke boom afzonderlijk een groeicurve moeten hebben.’

De bepaling is volgens Copini desondanks goed bruikbaar. Regelmatig is hij de afgelopen jaren door de NVWA ingeschakeld om uitspraken te doen over door boktorren aangetast hout. ‘Maar de laatste tijd is het rustig, wat laat zien dat de genomen maatregelen werken. De Plantenziektenkundige Dienst kan deze test inmiddels ook doen. Wij krijgen alleen de lastige gevallen nog. In ons land is de situatie onder controle, maar in Italië en de VS vernielen boktorren op grote schaal de bossen.'

ONDER WATER
Onthoudt een eik een overstroming? Oftewel: bestaat er zoiets als een overstromingsjaarring en hoe herken je die in het jaarringenarchief? Copini zette 200 vierjarige eiken op een proefperceel van de Sinderhoeve bij Renkum gecontroleerd onder water. Daarbij werd gevarieerd in zowel de duur van de overstroming (2 tot 6 weken) als het moment in het groeiseizoen. De resultaten zijn opmerkelijk. ‘Bomen onder water groeien niet en vormen dus geen jaarring’, vertelt Copini. ‘Maar direct na de overstroming vormt zich een ring met uitzonderlijk kleine houtvaten. Minstens de helft kleiner dan de gebruikelijke houtvaten.’ Het kenmerkende patroon is volgens Copini het onomstotelijke bewijs dat er een overstroming is geweest aan het begin van het groeiseizoen.’ Maar hoe lang die overstroming heeft geduurd, zie je er niet aan af. ‘De overstroming kan in de winter al maanden hebben geduurd, voordat ie in het voorjaar is opgenomen in het hout.’ Een overstroming in de winter die voor groeiseizoen verdwenen is, wordt helemaal niet ‘onthouden’. Collega’s van Copini in Duitsland kunnen met deze kennis verder. ‘Zij hebben tijdreeksen van jaarringen van eiken die teruggaan tot 8.000 voor Christus. Die zijn daar nu overstromingsrecords mee aan het maken.’

Bron:
Resource 6, 29 Oktober 2015 (tekst Rolof Kleis, foto's Paul Copini & Peter Groenendijk )