Nieuws

Naar een betrouwbare methode om de koolstofvoorraad van bossen te bepalen

article_published_on_label
21 november 2014

Terrestrische laserscanning is een techniek waarmee de structuur van vegetatie tot op de millimeter nauwkeurig in 3D in kaart kan worden gebracht. In een eerste onderzoek in Australië is aangetoond dat deze techniek geschikt is om de biomassa van bomen zeer nauwkeurig te bepalen, veel nauwkeuriger dan met de huidige methoden. Een belangrijke ontwikkeling bij het vaststellen van de koolstofvoorraad van bossen ten behoeve van het wereldwijde klimaatbeleid.

De bovengrondse biomassa en koolstofvoorraad zijn belangrijke gegevens voor REDD, het klimaatprogramma van de Verenigde Naties dat beoogt om de ontbossing terug te dringen en zo de koolstofvastlegging door bossen te bevorderen. De huidige methoden om die biomassa in kaart te brengen zijn gebaseerd op indirecte relaties tussen de biomassa en gegevens van bomen zoals hoogte en diameter. “Met terrestrische laserscanning, ook wel LiDAR genoemd, hebben we nu een veelbelovende methode ontwikkeld om de biomassa veel nauwkeuriger te berekenen,” zegt Kim Calders van Wageningen Universiteit. “De huidige methoden geven een onnauwkeurigheid van 30 tot 37 procent, met de LiDAR-methode komen we op een onnauwkeurigheid van minder dan 10 procent, waarbij er nog ruimte is voor verbetering. We kunnen bomen nu dus veel preciezer ‘wegen’ en de biomassa ervan vaststellen. De huidige onzekerheden over de koolstofvoorraad van bossen worden daardoor een stuk kleiner.”

Terrestrische laserscanning

Kim Calders publiceerde de resultaten van het onderzoek dat hij samen met internationale collega’s hiernaar deed vandaag in het wetenschappelijke tijdschrift Methods in Ecology and Evolution. “We hebben in Australië bewezen dat de methode werkt. Terrestrische laserscanning is een actieve remote sensing-techniek, die nauwkeurig afstanden kan meten door het uitzenden van laserenergie en het analyseren van de gereflecteerde energie. Dat gebeurt met een laserscanner die op de grond staat. Waar bij de huidige methoden de foutmarge groter wordt naarmate de diameter toeneemt, is dat bij deze methode niet het geval. Bovendien kunnen we zo ook de biomassa in takken bepalen, wat bij andere methoden niet het geval is. Na een grote storm in een bos bijvoorbeeld kun je met terrestrische laserscanning precies bepalen in hoeverre de biomassa is afgenomen. Bij de huidige methoden van indirecte metingen blijft die hoeveelheid biomassa zogenaamd hetzelfde als de boomhoogte en diameter niet veranderen.”

Uittesten in tropische bossen

De methode gaat nu beproefd worden in bossen die veel belangrijker zijn voor de wereldwijde koolstofvoorraad dan de Australische bossen. Calders gaat de techniek uittesten in tropische bossen in Gabon, Peru, Indonesië en Guyana. “Probleem daarbij is,” zegt hij, “dat het systeem vanaf de grond werkt, met nogal wat logistieke problemen als gevolg. Maar het gaat ons nu primair om de vraag of het werkt. Als dat zo is, kunnen we ook metingen vanuit vliegtuigen beter benutten, waardoor we hele bosgebieden in kaart kunnen brengen. Dat is weliswaar minder gedetailleerd, maar door de gegevens vanuit vliegtuigen te calibreren aan de hand van meer nauwkeurige gegevens vanaf de grond, kunnen we voortaan heel betrouwbare schattingen doen. Veel betrouwbaarder dan de huidige schattingen. En zonder dat we bomen om hoeven te kappen ter controle van de gegevens.”