Persbericht

Slim fokprogramma voor vis helpt verduurzaming van aquacultuur

article_published_on_label
31 mei 2017

Meer dan de helft van de geconsumeerde vis komt reeds van gekweekte vis in vijvers, bakken of kooien in zee. Om de groeiende wereldbevolking van voedsel te blijven voorzien zal de aquacultuur verder moeten groeien. Maar wel op een duurzame manier. Fokprogramma’s kunnen daarbij helpen, zegt prof.dr. Hans Komen bij zijn inauguratie als persoonlijk hoogleraar Animal Breeding and genomics aan Wageningen University & Research op 1 juni.

De wereld is voor zeventig procent met water bedekt. Toch is maar twee procent van ons voedsel afkomstig uit water. Wereldwijd worden er meer dan 300 vissoorten gekweekt, zegt prof. Komen in zijn rede Breeding blue, breeding programs for a sustainable aquaculture. Veel gekweekte soorten zijn zalm, meerval en tilapia, maar ook garnalen en schelpdieren. De omzetting van voer naar ‘vlees’ is bij vis veelal hoger dan bij gangbare landbouwdieren; terwijl vleesrunderen en schaap minder dan 5% van hun voer omzetten in vlees en varkens 15 % is dat bij tilapia 28% en bij zalm zelfs bijna 60%. De aquacultuur heeft echter wel te kampen met ziektes en de gevolgen van klimaatverandering die kan leiden tot sterfte door hoge temperaturen en zuurstofgebrek.

- Helaas, uw cookie-instellingen zijn zodanig dat de video niet getoond kan worden - pas uw permissie voor cookies aan

“Verduurzamen van de aquacultuur (blue growth) betekent dan ook dat we ons richten op het kweken van weerbare vissen die kunnen omgaan met klimaatverandering. Dus gezonde vis met een goede conditie,” zegt prof. Komen. “Daarnaast gaat het bij verduurzaming om efficiënt gebruik van grondstoffen, zoals voer, zodat aquacultuur aansluit bij de principes van een circulaire economie”.

Fokprogramma voor vis

In zijn onderzoek richt prof. Komen zich op fokprogramma’s voor vis, zoals zeebaars, zeebrasem en tilapia. In een fokprogramma worden de beste dieren uit een populatie geselecteerd om zich voort te planten. Als het kenmerk waarop de selectie plaatsvindt erfelijk is zullen de nakomelingen gemiddeld beter zijn dan de ouders, bijvoorbeeld minder bevattelijk voor besmettelijke ziektes. “Op dit moment is echter maar een klein deel van de vis die gekweekt wordt, afkomstig uit fokprogramma’s. Bovendien zijn de fokprogramma’s die er zijn, behalve bij zalm, te eenzijdig gericht op het verbeteren van groei”, merkt prof. Komen op.

Meer dan selectie op groei

Uit het onderzoek van prof. Komen blijkt dat selectie bij vissen tot een grote verbetering in groei kunnen leiden. Een groei van tien tot vijftien procent per generatie is al geconstateerd. Daardoor zijn fokprogramma’s economisch erg rendabel. Selectie op groei alleen leidt echter niet tot een hogere productie-efficiëntie en gewenste vermindering van uitstoot van afvalstoffen. Daarvoor zijn zogenoemde smart breeding programma’s nodig. In zijn onderzoek richt de hoogleraar zich op nieuwe kenmerken, zoals ziekteresistentie, een goed immuunsysteem, zuurstofopname en efficiëntie in de vertering van plantaardige diëten die gebruikt kunnen worden in een duurzaam en gebalanceerd fokprogramma.

Smart breeding programma’s gebruiken geavanceerde selectiestrategieën gebaseerd op informatie van het genoom van vissoorten. “Met de huidige DNA-technieken zijn dieren te selecteren op basis van een geschatte relatie tussen het kenmerk en een bepaald patroon van DNA-variatie. Dat biedt nieuwe mogelijkheden voor een duurzame circulaire aquacultuur”, licht prof. Komen toe.

Geïntegreerde systemen

Verwezenlijking van een circulaire aquacultuur  kan ook met fokprogramma’s voor geïntegreerde brak- of zoutwatersystemen zoals vijvers met zowel garnalen als tilapia. Dat vermindert de hoeveelheid benodigde grondstoffen, vermindert de kans op ziektes en levert een minimale uitstoot.

Tenslotte kan een fokprogramma zich richten op alternatieve voedselbronnen voor de vis, zoals algen of eiwitten uit insectenkweek. Ook is een betere benutting van reststromen uit visafval mogelijk.