Nieuws
Biologische gewasbescherming binnen de Autonomous Greenhouse Challenge
Gewasbescherming maakte dit jaar voor het eerst deel uit van de Autonomous Greenhouse Challenge, die onlangs eindigde. Door het juiste type en aantal biologische bestrijders tegen de witte vlieg te adviseren, konden teams wekelijks punten verdienen die werden meegenomen in de eindscore van de Challenge. Denise Huyskes, pest control advisor bij de businessunit Glastuinbouw van Wageningen University & Research, BU Glastuinbouw (WUR), vertelt hoe ze – met behulp van Biobest – Integrated Pest Management (IPM) in de Challenge heeft verwerkt en hoe de teams het deden.
Met een algoritme kun je een kasteelt autonoom aansturen van klein plantje tot volgroeid gewas. Maar met de huidige technologische middelen is het niet mogelijk om van afstand plagen te monitoren en te beheersen met bestrijding, vertelt Denise Huyskes. “Dit moet allemaal handmatig gebeuren. Dat doe ik door te scouten. Dit houdt in dat ik door de kas loop op zoek naar ziekten en plagen op de gewassen. Dat varieert van vliegjes en luizen tot schimmels. Vervolgens kijk ik hoe we een plaag beheersbaar maken met chemische of biologische gewasbescherming.”
Plaagbestrijding onderdeel Challenge
Dit jaar was gewasbescherming – ook wel Integrated Pest Management (IPM) geheten – voor het eerst onderdeel van de Autonomous Greenhouse Challenge. Huyskes: “In vorige edities lag de focus vooral op technologie rond de gewasontwikkeling. Dit jaar wilden we daar een lerend element aan toe voegen. We hebben gekozen voor biologische gewasbescherming. Om de teams hierin wegwijs te maken, hebben we met adviseurs en producenten van Biobest een programma ontwikkeld. Aanvullend hebben we een soort challenge binnen de Challenge bedacht, waarbij teams punten konden scoren voor de gewasbescherming. Deze punten droegen voor 20 procent bij aan de eindscore.”
Scoutadviezen witte vlieg
Een van de bedreigingen voor de dwergtomaat – het gewas dat de teams tijdens de Challenge teelden – is de witte vlieg, zegt Huyskes. “Deze vlieg legt eitjes op de bladeren. Ook de ontlasting vormt een bedreiging. Deze veroorzaakt namelijk roetdauw op de bladeren, wat de groei van de plant kan afremmen. Tijdens de challenge was de witte vlieg ook daadwerkelijk aanwezig in de kassen. Elke week ging ik op dinsdag de kassen in om ze te scouten. Ook via de Trap-Eye werd het aantal witte vliegen gemonitord. Dit systeem maakt foto’s van vangplaten waarop de plagen blijven kleven. Al deze verzamelde data vulde ik vervolgens in op de scout-app van Biobest.”
Punten voor het juiste advies
De teams kregen daarna tot donderdagmiddag 12:00 uur de tijd om aan te geven welke biologische bestrijding en in welke hoeveelheid ze deze wilden inzetten. Huyskes: “Ze konden kiezen uit twee typen sluipwespen en het inzetten van een roofwants. Vanuit mijn eigen expertise maakte ik een berekening van welke soorten en hoeveel daarvan het beste konden worden ingezet om de witte vlieg te bestrijden. Teams kregen punten als hun scoutingsadvies overeenkwam met dat van mij. Het type en aantal bestrijders komt heel nauw. Als je bijvoorbeeld te veel roofwants inzet, kan dat ook weer schade geven aan gewassen. En met te weinig bestrijding kan de plaag zich uitbreiden.”
Opsporen motten en vlinders
Behalve witte vliegen werd ook nog een andere bedreiging in de kas gemonitord, namelijk de aanwezigheid van motten en vlinders. Dit gebeurde met behulp van PATS-C, een camerasysteem dat is gespecialiseerd in monitoring in het donker. Huyskes: “Deze insecten zijn namelijk vooral ’s nachts actief. De rupsen van vlinders en motten vreten aan de blaadjes van een plant. Ook de biologische bestrijding hiervan namen de teams mee in hun scoutadvies. Alleen kregen ze hier dan geen punten voor, het was vooral bedoeld als extra educatief onderdeel.”
Teams werden steeds beter
Huyskes merkte dat de teams steeds beter werden in plaagbestrijding naarmate de Challenge vorderde. “In de eerste weken waren ze echt zoekende en wisten ze niet goed wat ze moesten doen. Dat leidde tot hele gekke adviezen met veel te weinig of juist te veel bestrijding. De eerste paar keren heb ik dan ook vrijwel geen punten kunnen uitdelen. Maar langzaamaan zag je dat de deelnemers steeds beter gingen begrijpen hoe het allemaal werkte. Dat kwam vooral doordat ik mijn adviezen van de weken ervoor met ze deelde. Richting het einde van de Challenge kon ik dan ook regelmatig de volle punten geven. Die leercurve vond ik ontzettend leuk en mooi om te zien.”