Nieuws

ERC Advanced Grant voor Maarten Krol

article_published_on_label
22 maart 2017

Maarten Krol (Meteorologie en Luchtkwaliteit) heeft onlangs een subsidie van tweeënhalf miljoen euro voor wetenschap op topniveau ontvangen van de Europese commissie voor zijn onderzoeksvoorstel over carbonylsulfide: een nieuwe manier om dit klimaatsysteem te observeren. We weten weinig over carbonylsulfide in de atmosfeer. Bij het nieuwe onderzoek werkt Krol samen met een team van Wageningen Universiteit en de universiteiten in Utrecht en Groningen. Met het onderzoek kan grote vooruitgang worden geboekt bij het begrijpen van het gedrag van carbonylsulfide in de atmosfeer.

Het toekomstige klimaat van de aarde is in hoge mate afhankelijk van de capaciteit van de biosfeer om atmosferische CO2 te binden, en daarnaast van een ruime hoeveelheid stratosferische sulfaataerosolen (SSA's). Deze aerosolen vormen een laag op ca. zestien kilometer hoogte, die – in tegenstelling tot CO2 – een afkoelend effect heeft op het klimaat. Deze twee klimaatregelmechanismen zijn gekoppeld aan het gas carbonylsulfide (COS), dat in zeer kleine hoeveelheden voorkomt in de atmosfeer. COS is de meest voorkomende zwavelverbinding in de atmosfeer. De belangrijkste bron van COS is biogene activiteit in zee. Het gas verdwijnt voornamelijk door opname door de biosfeer, en verder worden kleine hoeveelheden afgebroken in de stratosfeer. Het COS-verlies in de biosfeer kan mogelijk een rol spelen bij het kwantificeren van fotosynthetische CO2-opname, en de afbraak van de stof in de stratosfeer is een belangrijke voorloper bij de vorming van SSA's.

“Als we de variatie van COS in de atmosfeer beter gaan begrijpen, zetten we daarmee dus ook een grote stap bij het vaststellen van de CO2-opname en de vorming van SSA's,” aldus Maarten Krol. “Met dit onderzoekprogramma wil ik zorgen dat we veel meer te weten komen over de bronnen en putten van COS in de atmosfeer. Ons programma vormt een combinatie van innovatieve modellen en metingen. Ik wil monsters verzamelen vanuit vliegtuigen, schepen en stations op alle breedtegraden. Deze monsters worden vervolgens op zeer geavanceerde wijze geanalyseerd op COS en de isotopologen ervan. Ook willen we de belangrijke overgang naar de stratosfeer karakteriseren. Daarvoor gaan we verticale COS-profielen tot op dertig kilometer hoogte samplen met zogeheten AirCores. Met nog ongebruikte satellietgegevens over COS-isotopologen wordt een groter gebied afgedekt. In mijn programma integreren we deze metingen met modellen en inverse modelleertechnieken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van meerdere gegevensbronnen, waaronder isotopologen van COS. Hiermee borduren we voort op technieken die ik in de afgelopen tien jaar heb ontwikkeld. Dit gaat ongetwijfeld leiden tot wetenschappelijke doorbraken, bijvoorbeeld over de gekoppelde opname van COS en CO2 door planten. Zo kan COS een nieuw middel voor klimaatdiagnostiek worden.”