Persbericht

Hoogleraar Zuivelkunde hekelt afname melkconsumptie ten gunste van frisdrank

article_published_on_label
21 oktober 2016

In het westerse eetpatroon heeft een continue afname van de consumptie van melk geleid tot een zuivelinname die onder de dagelijkse hoeveelheid ligt die het Voedingscentrum aanbeveelt. De consumptie van frisdranken heeft in diezelfde periode een enorme vlucht genomen. Daardoor is een significante bron van voedingsstoffen vervangen door een nutriëntenarm product. Prof. Toon van Hooijdonk hekelt deze ontwikkeling in zijn afscheidsrede als buitengewoon hoogleraar Zuivelkunde aan Wageningen University & Research die hij op 20 oktober hield.

De consumptie van melk daalt in de westerse landen al meer dan een halve eeuw, gemiddeld met ruim een liter per jaar. Melk levert een aanzienlijke bijdrage aan de inname van belangrijke voedingsstoffen, zegt Van Hooijdonk. “Melk is de nummer één leverancier van nutriënten als calcium, fosfor, kalium en de vitamines A, B12 en B2. En voor de dagelijkse inname van magnesium, jodium en zink staat melk op de tweede plaats.”

Toename frisdrankconsumptie

Veel sterker dan de melkconsumptie afnam, is de consumptie van frisdrank gestegen. Frisdrank maakt nu een groot deel uit van de 750 liter vocht die de gemiddelde mens jaarlijks inneemt. “Daardoor is een significante bron van voedingsstoffen in de categorie dranken vervangen door een frisdrank die arm is aan nutriënten”, stelt prof. Van Hooijdonk. “Frisdrank levert slechts energie en bevat geen hoogwaardige voedingsstoffen, terwijl de ecologische voetafdruk van frisdrank nu ongeveer even groot is als die van melk. De nutriëntenvoorziening van veel mensen zou aanzienlijk kunnen stijgen door terug te grijpen op melk in plaats van frisdrank”, aldus Van Hooijdonk in zijn afscheidsrede ‘Milk in the diet: a sharp discussion’.

Melkeiwit

Als eiwitleverancier komt melk op de tweede plaats, na vlees. Dierlijke producten zoals vlees, eieren en zuivel leveren 35 procent van de eiwitten in het eetpatroon. Eiwitten vormen in het voedingspatroon van de mens de belangrijkste en duurste macronutriënt, die in relatief grote hoeveelheden voor het lichaam nodig zijn. Zelfs kleine hoeveelheden vlees en zuivelproducten verbeteren al de voedingsstatus bij mensen met een laag inkomen. Eiwitten van dierlijke oorsprong hebben een andere kwaliteit dan die van plantaardige bronnen. De eiwitkwaliteit van dierlijke eiwitten is ‘hoger’ doordat deze eiwitten zijn opgebouwd uit een breder scala van bouwstenen, de aminozuren. “Dierlijke eiwitten bevatten de zgn. essentiële aminozuren, zoals lysine,” verklaart prof. Van Hooijdonk. “Deze verteerbare, essentiële aminozuren zijn niet vervangbaar en kunnen door het lichaam niet worden gemaakt. Ze moeten dus via de voeding worden aangevuld.”

Omdat planteneiwitten een andere kwaliteiten hebben dan dierlijke eiwitten is het van belang de aminozuursamenstelling van een eiwitmengsel te bezien. Als voorbeeld noemt Van Hooijdonk de vervanging van vleeseiwitten door eiwitten uit graan: “Bij zo’n vervanging daalt de eiwitkwaliteit in de voeding met 30 procent. Dat betekent dat je er meer van moet nemen om de aanbevolen hoeveelheid essentiële aminozuren binnen te krijgen. Dat geldt ook voor de vervanging van melkeiwitten. Voor het verschil in eiwitkwaliteit is nauwelijks aandacht”, zegt Van Hooijdonk. “Ook de zuivelindustrie kan aan deze complementariteit van eiwitten meer aandacht besteden bij de productontwikkeling, vooral in armere delen van de wereld.”

Meer informatie bij prof.dr. Toon van Hooijdonk, Buitengewoon hoogleraar Zuivelkunde vanwege de Nederlandse Zuivel Organisatie aan Wageningen University & Research en directeur R&D FrieslandCampina.