Nieuws

Jaarverslag dierproeven 2020: meeste dierproeven gedaan met vissen

article_published_on_label
14 juli 2021

Wageningen University & Research (WUR) heeft in 2020 in totaal 61.335 dierproeven uitgevoerd. Dat is een daling van 21,2 procent ten opzichte van 2019, toen 77.788 dierproeven werden uitgevoerd. De schommelingen in aantallen proefdieren van jaar tot jaar hangen samen met de uitvoering van grote, meerjarige onderzoekprogramma’s.

Bij WUR vonden in 2020 de meeste dierproeven plaats binnen het onderzoek naar de bescherming van diersoorten (waarbij monitoren van visbestanden het grootste aandeel had) en binnen het toegepaste onderzoek op het gebied van dierenwelzijn en dierengezondheid. Andere onderzoeksdoelen waren: wettelijk verplicht onderzoek, met name Batch Potency Testing (testen van de werkzaamheid van een partij geproduceerde geneesmiddelen) en onderzoek naar Bioaccumulatie (ophoping van (gevaarlijke) stoffen in organismen), en fundamenteel onderzoek (met name onderzoek naar het afweersysteem). Een klein deel van de dierproeven (2 procent) werd gedaan in het kader van onderwijs.

Diersoorten

Bijna driekwart van alle dierproeven bij de WUR werd in 2020 gedaan met vissen, namelijk 72,2 procent. Dat onderzoek betreft vooral om het wettelijk verplicht monitoren van visbestanden. Op de tweede en derde plek stonden kippen (huishoenders 14,2 procent) en runderen (4,0 procent). Bij deze diersoorten betreft het vooral onderzoek op het vlak van dierenwelzijn.

Ongerief

Bij het merendeel (68 procent) van de dierproeven die bij WUR worden uitgevoerd, is sprake van mild ongerief. Daarvan is sprake als de handeling en procedures geen significante invloed hebben op het welzijn van het dier. Hieronder valt bijvoorbeeld het nemen van een enkel bloedmonster of het korte tijd solitair huisvesten van sociale diersoorten, zoals muizen of kippen.

Een kwart van de bij WUR uitgevoerde dierproeven veroorzaakt matig ongerief. Dat is aan de orde als het dier een korte periode een matige vorm van ongerief ondervindt of licht ongerief gedurende langere tijd. Voorbeelden van handelingen met een matig ongerief zijn: het frequenter nemen van bloedmonsters en het gedurende meer dagen tot enkele weken (afhankelijk van de diersoort) solitair huisvesten van sociale dieren.

Vervangen, verminderen en verfijnen: de 3V’s

WUR zet zich actief in voor de zogeheten 3V’s: Vervangen, Verminderen en Verfijnen van dierproeven. Bij ‘vervangen’ gaat het om het ontwikkelen van een alternatief onderzoeksmodel of een alternatieve onderzoekstechniek die het gebruik van proefdieren overbodig maakt. ‘Verminderen’ gaat over het terugbrengen van het aantal benodigde proefdieren. Bij ‘verfijnen’ worden de onderzoeksmethoden zodanig aanpast dat de dieren minder ongerief ondervinden.

Innovatieprogramma Next Level Animal Sciences

Investeren in de 3V’s doet Wageningen University & Research onder meer met het innovatieprogramma Next Level Animal Sciences. Binnen dit programma waarin WUR 12 miljoen euro investeert, werken WUR-onderzoekers samen met partners aan de (door)ontwikkeling van nieuwe onderzoeksmethoden en technologieën in het domein van de dierwetenschappen: sensortechnologie, big data en organoids. Deze innovatieve methodologieën vormen een alternatief voor invasievere onderzoeksmethoden en dierproeven. De verwachting is dat ze wetenschappers de komende decennia in staat gaan stellen om grote stappen vooruit te zetten als het gaat om het begrijpen, monitoren en versterken van gezondheid, veerkracht en welzijn van dieren (en mensen).