Nieuws
Onderzoek naar kerncollecties geeft richting aan toekomst diergenenbank
Het Brandrode rund, het Bonte Bentheimer landvarken en de Nederlandse Toggenburger-geit hebben één ding gemeen: er is niet voldoende genetisch materiaal van opgeslagen om deze zeldzame rassen terug te fokken, mocht het nodig zijn. Die conclusie trekken onderzoekers van het Centrum voor Genetische Bronnen (CGN) van Wageningen University & Research in een rapport over de kerncollecties van de genenbank dierlijke bronnen.
Het CGN beheert een genenbank van landbouwhuisdieren: runderen, varkens, paarden, schapen, geiten, honden, eenden, ganzen, konijnen, kippen en duiven. Het doel van de genenbank is om de genetische diversiteit van landbouwhuisdierrassen in Nederland veilig te stellen voor de toekomst.
Kerncollecties in de diergenenbank
Deze CGN-genenbank is één van de grootste genenbanken van Europa, met een collectie van meer dan 350.000 samples (hoofdzakelijk sperma) van bijna 9.000 verschillende donordieren en meer dan 135 verschillende landbouwhuisdierrassen. Het genetisch materiaal kan bijvoorbeeld worden gebruikt om, wanneer nodig, inteelt te verminderen of uitgestorven rassen terug te kruisen.
Per ras wordt een kerncollectie ontwikkeld. Een kerncollectie is een collectie genetisch materiaal van een dusdanige omvang, dat het mogelijk is om een ras terug te fokken wanneer het zou uitsterven. Hoe groot deze kerncollectie moet zijn, hangt onder andere af van de reproductieve kenmerken van de diersoort en van het type genetisch materiaal dat is opgeslagen.
Nieuw rapport: is er voldoende materiaal?
Het CGN evalueert regelmatig in hoeverre de doelstellingen van de genenbank worden gerealiseerd. Om een goed beeld te krijgen van hoe groot de huidige genenbankcollectie is, en waar aanvullingen dringend nodig zijn om de gewenste kerncollecties te bereiken, geven onderzoekers Malou van der Sluis en Mira Schoon in een nieuw rapport een overzicht van de huidige stand van zaken. Ze rekenen drie scenario’s door met elk een verschillende inteelttoename binnen het ras.
Conclusie: voor de meeste rassen geldt dat er maar beperkt materiaal van voldoende kwaliteit is opgeslagen. Dit is onvoldoende genetische diversiteit om, in het meest extreme geval, een gehele populatie gezonde dieren terug te kunnen fokken.
Uitgaande van een vast aantal mannelijke donoren van 50% van de gewenste effectieve populatiegrootte, is er voldoende materiaal voor een reconstructie voor 9 van de 11 runderrassen, 10 van de 14 varkensrassen, 1 van de 5 geitenrassen, 7 van de 14 schapenrassen, 2 van de 11 paardenrassen, 1 van de 31 kippenrassen, 1 van de 5 eendenrassen, en voor geen van de 9 hondenrassen, 10 konijnenrassen en het enkele ganzenras.
Uitbreiden kerncollecties
De resultaten van deze analyse laten zien dat het noodzakelijk is om in de komende jaren aanvullend materiaal te verzamelen voor de rassen waarvan de kerncollectie nog niet compleet is. Op basis van de verzamelde informatie wordt per ras en diersoort vastgesteld hoe groot de prioriteit is om actie te ondernemen in de komende vijf jaar. Daarnaast geven de onderzoekers indicaties voor het benodigde aantal donoren en doses van de kerncollectie per diersoort.
Parallel aan deze ondersteuning door middel van het opbouwen van de kerncollecties adviseert CGN de stamboeken en rasorganisaties van de Nederlandse landbouwhuisdierrassen over duurzame fokprogramma’s.