Nieuws
Ourobionics: Weefsels met biosensoren voor medisch onderzoek
Sinds 2021 heeft Ourobionics een kantoor in gebouw Plus Ultra II, waar computer, microscoop en 3D-printer nu nog naast elkaar staan. In de toekomst hoopt het bedrijf humane en dierlijke weefsels op grote schaal te produceren voor medisch onderzoek. Met een recente investering uit het Oost-Nederlandse ‘ION+2-fonds' kan Ourobionics hierin flink versnellen. In gesprek met mede oprichter John Zandbergen.
Waarom ontwikkelen jullie weefselkweken?
"De regels voor dierproeven worden steeds strenger in Europa, voor cosmetische doeleinden, maar ook voor medisch onderzoek. Dieronderzoek is ook nog eens weinig efficiënt, omdat de resultaten zich vaak niet laten vertalen naar mensen. Ons doel is een wereld waarin dierproeven helemaal niet meer nodig zijn. Daarvoor zijn er wel veel betere alternatieven nodig dan er nu beschikbaar zijn. Weefselkweken en organoïden ( kunstmatig gekweekt miniatuurorgaan) worden weliswaar steeds complexer, maar wie zegt dat die de werking van een orgaan goed genoeg nabootsen?"
Hoe verschillen de modellen die jullie ontwikkelen dan van gewone weefselkweken?
"Wij combineren complexe weefselkweken met innovatieve technologie. De term bionics in onze naam verwijst ook naar het samengaan van biologie en technologie. De twee hoogleraren uit Engeland en Denemarken die hiermee zijn begonnen zijn nu onze wetenschappelijk adviseurs. We gebruiken een 3D-printer om weefselmodellen te maken met verschillende materialen, cellen en biosensoren. Daarmee kunnen we meten wat er in de weefsels gebeurt."
Aan wat voor sensoren moet je dan denken?
"In zo’n model meten we algemene waarden, zoals pH en temperatuur, en ook specifieke ziekte-indicatoren, ook wel biomarkers genoemd. Een van onze sensoren meet bijvoorbeeld het hormoon dopamine. Deze sensor hebben we nodig voor een hersenmodel van de ziekte van Parkinson. Voor verschillende ziektes willen we straks modellen ontwikkelen met eigen, specifieke sensoren. We beginnen met modellen voor huidaandoeningen en daarna volgen andere ziekten."
Wat is de grootste uitdaging bij het ontwikkelen van jullie modellen?
"Bij het maken van weefselkweken kwam altijd veel handwerk kijken. Dan is het bijna onmogelijk om honderden of duizenden dezelfde exemplaren te leveren van een model. Bedrijven in de medische sector of de cosmetica-industrie hebben dat wel nodig voor hun testen. Door het 3D-printen en verder standaardiseren van het productieproces proberen we steeds uniformere modellen te maken. Dat blijft de grootste uitdaging."
Waarom zijn jullie op Wageningen Campus neergestreken?
"Het was niet toevallig dat we in deze regio gingen kijken. Dat was ook een vereiste van het Oost-Nederlandse ION+2-fonds. Toen we hier op de campus kwamenwaren we meteen verkocht. Plus Ultra II is een mooi en modern gebouw. Het is heel inspirerend om met zoveel startende bedrijven bij elkaar te zitten. Bovendien kunnen we laboratoriumfaciliteiten delen en samenwerking zoeken met grote bedrijven hier op de campus."
Werken jullie samen met de universiteit?
"We zijn in gesprek met de Animal Sciences Group. Ook daar doen ze dierproeven, maar met dezelfde missie om goede alternatieven te vinden. Het ligt dus voor de hand om een samenwerking aan te gaan met onderzoeksgroepen van ASG. Onze techniek is net zo goed geschikt om ook dierlijke weefselmodellen te ontwikkelen."
Verder gaan de komende maanden een paar studenten marktonderzoek voor ons doen. We weten dat bedrijven interesse hebben in onze huidmodellen, maar we willen nog beter weten voor welke testen zij modellen nodig hebben. Dat is een belangrijke vraag. Over één of twee jaar verwachten we op grote schaal te gaan produceren. Dan moeten we precies weten wat de markt wil."