Nieuws
“Populatie is epidemiologisch belangrijker dan individu”
Leerstoelgroephouder en hoogleraar Mart de Jong vertrekt na een carrière van ruim 35 jaar bij Wageningen University & Research (WUR). Hij stond 25 jaar lang aan het hoofd van de leerstoelgroep Quantitative Veterinary Epidemiology (QVE). Een boeiend en belangrijk vakgebied met veel toekomstperspectief, benadrukt de scheidend hoogleraar.
Mart de Jong (67) studeerde Bosbouw aan Wageningen University & Research. Hij verrijkte zijn vakkenpakket met een fiks aantal wiskundige vakken. “In die tijd had je veel vrijheid in het kiezen van vakken die aansloten bij je interesses.” Na zijn studie stapte hij over naar Leiden waar hij promotieonderzoek deed bij de vakgroep theoretische biologie. Dit onderzoek bood hem de gelegenheid zijn passie voor wiskunde te combineren met de epidemiologische aspecten van de biologie. Nog voor de afronding van zijn promotie, werd hij gevraagd te solliciteren naar de functie van epidemioloog bij het toenmalige Centraal Diergeneeskundig Instituut (CDI, nu Wageningen Bioveterinary Research) in Lelystad. Hij trad er op 1 juni 1989 in dienst.
Onbekend terrein
“Epidemiologie was destijds een nieuwe discipline voor het instituut in Lelystad. Ik kreeg de taak om dit type onderzoek op te zetten”, herinnert De Jong zich. Illustratief voor de onbekendheid van het domein epidemiologie was volgens De Jong de vraag die bij zijn aantreden werd gesteld: ‘Heb je echt de hele dag een computer nodig?’ Gaandeweg bewees het vakgebied de toegevoegde waarde voor het diergeneeskundig onderzoek. Een voorzichtige, stapsgewijze uitbreiding van de afdeling volgde. “Toen er eenmaal ook analisten werden aangetrokken, ontstond de mogelijkheid om transmissie-onderzoek op te zetten”, vertelt De Jong.
Programmeren
Zeker in de beginjaren boog hij zichzelf over het maken van de rekenkundige computerprogramma’s die nodig waren voor de epidemiologische analyses. “In die tijd beschikten we niet over uitgebreide computerpakketten die geschikt waren voor het type analyse dat wij deden.” Een van de wapenfeiten van het epidemiologische werk dat De Jong verrichtte met zijn afdeling epidemiologie was het modelleren van het - via vaccinatie - uitbannen van de Ziekte van Aujeszky, een virusziekte in de varkenshouderij. “Mede gebaseerd op onze modellen is het vaccinatieprogramma uitgevoerd. Die opzet heeft ertoe geleid dat Nederland de Aujeszky-vrij status heeft gekregen”, aldus De Jong. De aanpak was erop gebaseerd het reproductiegetal (de ‘R’) onder de 1 te krijgen. “Iets dat iedere Nederlander sinds corona begrijpt”, glimlacht de hoogleraar.
Populatie versus individu
Belangrijk verschil bij de uitroeiing van Aujeszky in vergelijking met de ziektebeheersingsprogramma’s van vandaag de dag, is volgens De Jong het gegeven dat in dit geval de varkenspopulatie centraal stond, niet het individuele dier of varkensbedrijf. “Bij veel hedendaagse transmissieproeven wordt meer uitgegaan van het individu dan van de populatie.”
Dat verschil in benadering blijft de gemoederen in het vakgebied bezighouden, aldus de hoogleraar. “Zeker sinds de coronapandemie. Immers, ieder leven telt, maar bekeken vanuit de populatie is een andere aanpak mogelijk beter.” De Jong vergelijkt het met het betalen van Belasting: individueel probeert iedereen het te betalen bedrag zo laag mogelijk te houden, voor de populatie, en daarmee uiteindelijk voor het individu, is het belangrijk dat er voldoende geld beschikbaar is om te voorzien in de collectieve belangen. “Ook voor de bestrijding van dierziekten geldt: het individu is belangrijk, maar we moeten de populatie niet uit het oog verliezen”, waarschuwt hij.
De hoogleraar pleit er mede daarom voor om bij epidemiologisch onderzoek ook andere disciplines aan te haken. Hij denkt daarbij aan sociologen, economen en communicatiedeskundigen. “Zeker bij gevoelige onderwerpen als gezondheid en ziekte en het maken van mogelijk harde maatschappelijke keuzes, kunnen deze deskundigen bijdragen aan een goede onderbouwing van de te maken keuzes”, meent De Jong.
Professor
Tien jaar na zijn aantreden als epidemioloog bij het CDI werd De Jong benaderd voor de functie van hoogleraar door zowel de Universiteit Utrecht als de toenmalige Wageningen Universiteit. Drie functies combineren bleek geen sinecure. De Jong koos voor de combinatie CDI + WU en maakte vijf jaar later (2004) volledig de overstap naar de leerstoel Quantitative Veterinary Epidemiology (QVE, tegenwoordig IDE) van Wageningen Universiteit. “In de beginjaren was QVE een kleine leerstoel. We verzorgden één afstudeervak. Pas tien jaar later kwam daar een tweede bij, dat mede dankzij de inspanningen van Quirine ten Bosch een succes is geworden.”
Breed toepasbaar
Epidemiologie is een vak dat volgens De Jong breed toepasbaar is en mede daardoor niet alleen studenten dierwetenschappen aantrekt, maar ook studenten diergeneeskunde en biologie. Vooral studenten die net als De Jong bovenmatige interesse hebben in wiskunde en getalsmatige oplossingen vinden hun weg naar QVE. In de ogen van de hoogleraar zouden dat vanwege het grote belang van het vakgebied veel meer moeten zijn dan het huidige aantal. “We trekken nu jaarlijks zo’n 10 tot 15 studenten met onze vakken.” Een van de oorzaken van verminderde belangstelling is volgens De Jong het verdwijnen van de algehele rekenvaardigheid in de samenleving. “Dat zie je terug bij studenten. De vaardigheden op het gebied van wiskunde gaan achteruit”, constateert hij.
Studenten
Die rekenkundige kennislacune is er zeker niet bij studenten die kiezen voor de QVE-vakken of een masterthesis of promotieonderzoek bij de vakgroep, maar De Jong zou graag zien dat het er meer waren die het belang ervan inzien. Gedurende zijn jaren als hoogleraar genoot hij volop van de gesprekken met studenten en promovendi. “Dergelijke gesprekken zorgen voor verdieping. Studenten en promovendi komen met onverwachte vragen, kunnen je verrassen en aan het denken zetten. Dat helpt ook om jezelf uit te dagen en nieuwe oplossingsrichtingen te onderzoeken”, aldus de hoogleraar. Onlangs verzamelde hij bij het opruimen van een kast alle proefschriften van promovendi die hij begeleidde. Het waren er 42. “Ik heb alle boekjes bewaard”, lacht hij. De komende periode komen daar nog zeker drie bij, verwacht hij, waarvan de laatste in 2027.
Groei
De hoogleraar is ervan overtuigd dat de vakgroep QVE onder de nieuwe naam Infectious Disease Epidemiology zichzelf nadrukkelijke kan en zal blijven profileren binnen en buiten de context van WUR. “Modellen en modelberekeningen blijven van groot belang, zeker bij het in kaart brengen van ziekteverloop in een populatie, zowel voor dieren als mensen.” Statische onderbouwing heeft er bovendien aan bijgedragen dat onderzoek naar ziekteoverdracht of de werking van een medicijn kan worden gedaan met een steeds kleiner aantal dieren. “Kleine aantallen leveren mits de onderzoeksopzet goed is gekozen, veel bruikbare informatie. Hiermee hebben we als vakgebied bijgedragen aan de doelstelling om het gebruik van dieren in onderzoek sterk terug te dringen.”
De Jong is optimistisch gestemd over de toekomst van zijn vakgebied. “Epidemiologie is een belangrijk instrument dat van grote betekenis is voor ontwikkelingen in de samenleving, zowel voor mens als dier. Het modelleren en daarmee voorspellen van verwachte trends legt een belangrijke basis voor beleidsbeslissingen en keuzes die we als maatschappij maken. Dat maakt epidemiologie onmisbaar voor de toekomst.”