Nieuws
Toekomstbestendig kiezen voor natuur en landbouw in het landelijk gebied
De leefomgevingsopgaven in het Nederlandse landelijke gebied zijn groot: het herstellen van de natuur, verbeteren van de waterkwaliteit en reduceren van de broeikasgasuitstoot. De resterende tijd voor het oplossen van de opgaven wordt korter en de urgentie om actie te nemen groter. De samenhang in de opgaven vraagt om een transitie van het landbouw-voedselsysteem. Onderzoeker Marlies Sanders vertelt over het effect van verschillende vormen van landbouw op ecosysteemdiensten en de potentiële bijdrage van verschillende ketenpartijen aan deze beoogde transitie.
“De natuur- en waterkwaliteit staat onder druk. Populaties van kenmerkende diersoorten, zoals de zandhagedis en de grutto, gaan achteruit. De belangrijkste oorzaken daarvoor zijn verbonden met de landbouw. Denk aan verdroging, stikstofdepositie en het gewasbeschermingsmiddelengebruik” vertelt ecoloog Marlies Sanders. Sanders (WUR) is een van de auteurs van het hoofdstuk Natuur, Landbouw en Voedsel in de Balans van de Leefomgeving 2023, dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in september uitbracht. Uit dit rapport blijkt dat voor het halen van de natuurdoelen, waterkwaliteitsdoelen en klimaatdoelen in het landelijk gebied een transitie van het landbouw-voedselsysteem nodig is. De samenhang in de opgaven vraagt om maatregelen die meerdere doelen tegelijk dienen. Een dergelijke aanpak van met elkaar samenhangende ingrepen kan volgens de auteurs niet in kleine stappen, maar vergt een transitie van het landbouw-voedselsysteem. Sanders onderzocht met collega’s van Wageningen Research de al dan niet potentiële bijdrage van relevante ketenpartijen aan de benodigde transitie. Het rapport De bijdrage en potentiële bijdrage van verschillende partijen aan de veranderingen in het natuur-, landbouw- en voedselsysteem; Achtergrondinformatie voor de Balans van de Leefomgeving 2023 bevat een overzicht van de inzichten die dit onderzoek heeft opgeleverd.
Ecosysteemdiensten als verbindend concept
“We hebben in dit onderzoek gekozen voor de invalshoek van ecosysteemdiensten - functies van natuur voor de samenleving – als een verbindend concept tussen natuur, mensen en economie, en daarmee als handvat voor het ontwerp van de beoogde transitie. Het gaat om het zoeken naar een balans tussen bijdragen aan de welvaart, de voedselproductie, een schone leefomgeving, een leefbaar platteland, biodiversiteit en verdienmodellen voor ondernemers.” De focus van het onderzoek lag op het effect van verschillende landbouwtypen op bodem-gerelateerde ecosysteemdiensten en op mogelijke aanknopingspunten voor beleid om de potentiële bijdrage van verschillende partijen aan de verandering van het natuur-, landbouw- en voedselsysteem te beïnvloeden. De onderzoekers hebben gekeken naar aspecten zoals duurzaam gebruik van ecosysteemdiensten door boeren, de rol van ketenpartijen en de overheid, en de drijvende krachten die een verandering van het systeem kunnen versnellen of belemmeren zoals geld en regels.
Wending in gebruik van ecosysteemdiensten
De intensivering van de landbouw heeft geleid tot een achteruitgang van bodem-gerelateerde ecosysteemdiensten zoals voedselproductie, waterhuishouding, ziektewering en de regulatie van nutriënten en broeikasgassen. Deze natuurlijke ecosysteemdiensten zijn in de huidige gangbare landbouwpraktijk vervangen door technische of chemische alternatieven. “Deze ecosysteemdiensten zijn echter niet alleen van belang voor boeren, maar ook voor waterschappen, omwonenden en verzekeraars. Toch komt duurzaam gebruik maar moeizaam van de grond”, licht Sanders toe. Door innovatieve landbouwmethoden als hightech precisielandbouw en systemen zoals natuurinclusieve of biologische landbouw, kan de levering van deze ecosysteemdiensten toenemen, waardoor de landbouw minder afhankelijk is van ‘technische’ alternatieven die het milieu vervuilen.
Landbouw in overgangszones
“Bij een gebiedsgerichte aanpak komen naar verwachting vooral de landbouwbedrijven die grenzen aan stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden als eerste in aanmerking voor maatregelen (overgangszones). Het blijkt dat er naar verhouding al veel extensieve graasdierbedrijven in zones rondom Natura 2000-gebieden voorkomen, toch is hier ook nog intensieve landbouw te vinden” aldus Sanders. “Zo ligt er vlakbij Natura-2000-gebieden ook opengrondtuinbouw met bloembollen en fruit en aardappelteelt, waarop grote hoeveelheden chemische middelen worden gebruikt die giftig zijn voor wilde soorten. Maatregelen gericht op extensivering in overgangsgebieden waarbij ook mestnormen of het gebruik van chemische middelen worden aangescherpt, kunnen echter worden bemoeilijkt doordat nationale wetgeving geen basis biedt voor striktere regionale normen.”
De markt regelt het niet vanzelf
Ongeveer een kwart van wat in Nederland geproduceerd wordt, is voor de Nederlandse markt. Supermarkten bepalen (mede) het aanbod en de prijs van deze producten en hebben daardoor niet alleen invloed op de voedselconsumptie, maar ook op verduurzaming van de voedselproductie. De marges voor zowel de supermarkten als de boeren zijn echter klein. Producten uit duurzame landbouw zijn nog in geen enkele van de zeven grote supermarktformules de standaard en vlees is bijna overal de norm. De markt regelt het dus niet zomaar vanzelf. “Dit terwijl het economisch perspectief voor boeren die zelf willen verduurzamen cruciaal is. Een manier om de beoogde transitie te realiseren is dat de veroorzaakte milieuschade betaald wordt en dat de gecreëerde baten vergoed worden. Alleen dan krijgen boeren de financiële ruimte om daadwerkelijk duurzaam met ecosysteemdiensten om te gaan”, vertelt Sanders. Instrumenten als het beprijzen van externe effecten (betalen voor milieuschade via een heffing of belasting om productie of consumptie te beïnvloeden) en normering zijn nodig voor een transitie naar een duurzaam landbouw-voedselsysteem. Deze instrumenten kunnen goed samengaan met het belonen van gewenste veranderingen en zijn een aanvulling op het huidige beleid, dat vooral is gericht op stimulering, subsidies en vrijwillige aanpassing van gedrag”, sluit Sanders af.