Cijfers over dierproeven

Cijfers over dierproeven

In totaal deed WUR in 2021 81.468 dierproeven, een stijging van 33% ten opzichte van 2020. Daarmee werd de forse daling van vorig jaar ruim teniet gedaan. Het gaat om experimenten die onder de Wet op de dierproeven (Wod) vallen en in 2021 zijn voltooid.

De schommelingen in aantallen proefdieren van jaar tot jaar zijn er met name bij de varkens, de kippen en de vissen. Dit hangt samen met de uitvoering van grote,
meerjarige onderzoekprogramma’s naar gezondheid en welzijn bij varkens en pluimvee en verduurzaming in de visteelt en de rol van muizen in de overdracht van onder andere de ziekte van Lyme.

Onderwijs

Wageningse afgestudeerden kunnen tijdens hun loopbaan te maken krijgen met bij dierproeven. WUR ziet het dan ook als haar plicht om studenten te onderwijzen in verantwoord proefdiergebruik en in de ethische aspecten die onlosmakelijk verbonden zijn met het gebruik van proefdieren.

Wanneer studenten ethische bezwaren hebben tegen dierproeven of het gebruik van dierlijk materiaal tijdens practica, kunnen zij er bij de verplichte vakken voor kiezen om een dissectievrije variant van zo’n vak te doen. In de specialisatiefase zijn er echter geen dissectievrije varianten van deze vakken. Wèl kunnen studenten hun studie zo inrichten dat zij niet met dierproeven te maken krijgen.

Welke dieren vallen onder de Wod?

Deze wet heeft betrekking op dieren die bestemd zijn voor wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden en als gevolg van de proef ongerief zullen ervaren. De wet is van toepassing op gewervelde dieren, met inbegrip van zich zelfstandig voedende larven van vissen en reptielen, foetussen van zoogdieren vanaf het laatste trimester (derde deel) van hun normale ontwikkeling en koppotigen (inktvissen). Sommige dieren die bij WUR gehuisvest zijn vallen niet onder de Wod en ontbreken dan ook in dit jaarverslag. Bijvoorbeeld omdat ze gehouden worden voor de fok, of als praktijkdier of omdat ze van het onderzoek geen ongerief ervaren, bijvoorbeeld omdat alleen hun gedrag wordt geobserveerd.

Adoptie

Onder voorwaarden is het herplaatsen van proefdieren toegestaan. WUR volgt bij de herplaatsing de Code of Practice die het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid heeft opgesteld. De katten die bij WUR gehouden worden voor onderzoek gaan bij een leeftijd van 7 jaar ‘met pensioen’ en kunnen daarna ter adoptie worden aangeboden. Via een uitgebreid vragenformulier wordt de juiste kat aan de juiste eigenaar gekoppeld. De katten die bij WUR gehuisvest zijn, worden voornamelijk gebruikt voor gedrags- en voedingsonderzoek. Daarbij krijgen ze veel aandacht van studenten en verzorgers en ze zijn dan ook goed gesocialiseerd en geschikt voor adoptie.

Wageningen Research (WR)

Bij Wageningen Research (WR) waren in 2021 de meeste dierproeven gericht op onderzoek naar Bescherming van diersoorten (76%) waarvan monitoren van visbestanden het overgrote deel is. Daarna volgen Toegepast en omzet- tingsgericht onderzoek (20%), dit waren voornamelijk onderzoeken naar dierenwelzijn en dierengezondheid. Als derde volgt Wettelijke vereisten (3%), met name Batch Potency Testing (testen van de werkzaamheid van een partij geproduceerde geneesmiddelen) en Bioaccumulatie (ophoping van (gevaarlijke) stoffen in organismen).

WR cijfers 2015 t/m 2020

Wageningen University (WU)

Bij Wageningen University (WU) zijn in 2021 de meeste dierproeven uitgevoerd voor Toegepast en omzettings- gericht onderzoek (69%) met name voor onderzoek naar dierenwelzijn. Daarna Fundamenteel onderzoek (27%), met name onderzoek naar het afweersysteem. Als derde volgt Onderwijs (3%).

WU cijfers 2016 t/m 2020

Diersoorten

Bijna tweederde van alle dierproeven bij de WUR heeft betrekking op vissen, namelijk 72,5%. Het gaat voor- namelijk om het wettelijk verplicht monitoren van visbestanden. Dit onderzoek valt onder het thema “bescherming van diersoorten”. Op de tweede plek komen kippen (huishoenders 13,8%) en muizen als derde (3,8%). De meeste kippen en runderen werden ingezet voor onderzoek naar dierenwelzijn. Niet alle dieren in dit overzicht worden in de faciliteiten van WUR gehouden. Onderzoek voor behoud of monitoring van wilde populaties kan alleen gedaan worden met dieren in het wild. En incidenteel worden dierproeven uitgevoerd bij praktijk- bedrijven, bijvoorbeeld met kippen.

Klik op de afbeeldingen om deze te vergroten.

Mate van ongerief bij dierproeven bij WUR

Onderstaande tabel laat zien welke mate van ongerief dierproeven bij WUR in 2021 bij proefdieren veroorzaak- ten. Het ongerief wordt vooraf bij het opstellen van het plan ingeschat en achteraf definitief beoordeeld. De tabel geeft het gerealiseerde ongerief. Bij de beoordeling van het ongerief spelen verschillende factoren mee. Bijvoorbeeld de aard van pijn en angst die de procedure veroorzaakt, of er bijvoorbeeld blijvende schade is en of de integriteit van het dier is aangetast. Het ongerief van het dier wordt cumulatief beoordeeld. Soms worden binnen een procedure verschillende handelingen verricht die elk apart misschien ‘Mild ongerief’ veroorzaken. Maar doordat het ongerief tijdens de gehele procedure wordt meegewogen, kan de gehele procedure dan bijvoorbeeld in de categorie ‘Matig ongerief’ vallen.

Terminaal beoordeelde dierproeven

Terminaal beoordeelde dierproeven zijn proeven waarbij het dier zonder voorafgaande handelingen gedood is om weefsels of organen te onderzoeken. Het dier ervaart dan geen ongerief tijdens de uitvoering van de proef.

Mild ongerief

Bij mild ongerief is er kans op een lichte vorm van ongerief tijdens een korte periode. De handeling en procedures hebben geen significante hinder voor het welzijn van het dier. Hieronder valt bijvoorbeeld het toedienen van en bijkomen uit een lichte sedatie, het nemen van een enkel bloedmonster of het toedienen van een substantie via een sonde. Ook het korte tijd solitair huisvesten van sociale diersoorten zoals muizen of kippen wordt gerekend tot mild ongerief.

Matig ongerief

Matig ongerief is er als de kans bestaat dat het dier een korte periode een matige vorm van ongerief ondervindt of licht ongerief gedurende lange tijd. Voorbeelden van handelingen met een matig ongerief zijn: het frequenter nemen van bloedmonsters, chirurgie met goede postoperatieve pijnbestrijding, of het gedurende meer dagen tot enkele weken (afhankelijk van de diersoort) solitair huisvesten van sociale dieren.

Ernstig ongerief

Ernstig ongerief is de hoogste ongeriefcategorie. Het dier ondervindt tijdens de proef waarschijnlijk een ernstige vorm van ongerief en dus ernstige hinder voor het welzijn van het dier. Voorbeeld van handelingen met een ernstig ongerief zijn: blootstelling aan ziekte die tot de dood leidt en gepaard gaat met een langdurige pijn en lijden of het langdurig solitair huisvesten van sociale diersoorten. Het merendeel (79%) van de dieren bij WU ervaart een lichte mate van ongerief. Bij WR was er in 2021 bij 50% van de dieren sprake van licht ongerief, en bij 50% van matig ongerief.


Bij WR komen relatief meer proeven met matig ongerief
voor. Dit verschil is onder andere te verklaren door de
aard van sommige proeven die wel bij WR maar niet bij
WU plaatsvinden. Onder andere het onderzoek gericht op
dierziekten, waarbij in een aantal gevallen dieren met
ziektekiemen besmet moeten worden om vervolgens de
ziekte te bestuderen.

Klik op de afbeeldingen om deze te vergroten.