Type onderzoek en gebruik dierproeven

Type onderzoek en gebruik dierproeven

Bij diverse afdelingen en onderzoeksinstituten van WUR worden dierproeven ingezet bij uiteenlopende onderzoeksvragen.

Het gaat om onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wettelijke taken op het vlak van:

Gezondheid en welzijn van mens en dier

Bij onderzoek naar gezondheid en welzijn kan het proefdier dienen als model voor de mens. Voorbeelden zijn voeding en gezondheid, lifestyle, gezondheid bij ouderen en stofwisselingsstoornissen (metabool syndroom). Hier staat de mens centraal.

Maar het proefdier kan ook model staan voor het dier zelf. Het proefdier wordt dan het doeldier genoemd. Zo worden kippen gebruikt als proefdier voor onderzoek naar het verbeteren van gezondheid en welzijn van kippen. Ook onderzoek naar ziekten die van dieren overdraagbaar zijn op mensen, zogenoemde zoönosen, valt in deze categorie.

Dierlijke productie

Een deel van het Wageningse onderzoek is gericht op dierlijke productie, te weten veehouderij, viskweek en visserij. Men onderzoekt bijvoorbeeld hoe bestaande houderijsystemen kunnen verduurzamen. Ook worden nieuwe houderijsystemen ontwikkeld die bijdragen aan een duurzame voedselproductie.

Onderzoek in de veehouderij gaat bijvoorbeeld over voeding, gedrag en welzijn van dieren en over emissies van broeikasgassen uit de veehouderij.

Diergezondheid, voedselveiligheid en veiligheid ten aanzien van stoffen in het milieu

Een belangrijk deel van het onderzoek op het gebied van diergezondheid, voedselveiligheid en veiligheid ten aanzien van stoffen in het milieu komt voort uit wettelijke verplichtingen die de overheid aan WUR heeft uitbesteed. Dit zijn de zogenoemde “wettelijke taken”. Voorbeelden zijn het diagnosticeren en aantonen van aangifteplichtige dierziekten, veiligheids- en werkzaamheidstesten, het opsporen van restanten van stoffen ("residutracering") en toxicologisch onderzoek.

Daarnaast doet Wageningen onderzoek naar de giftigheid (toxiciteit) van stoffen in het milieu. Deze onderzoeken leveren een directe bijdrage aan een veilige leefomgeving voor mens en dier. Bij dit type onderzoek is het ontwikkelen van alternatieven expliciet aan de orde.

Duurzaam beheer van de leefomgeving

Het monitoren van visbestanden draagt bij aan het duurzaam beheer van de blauwe en groene leefomgeving, waartoe bijvoorbeeld onze oceanen en bossen behoren. Ook onderzoek naar herintroductie van bedreigde diersoorten zoals de otter en ecologisch onderzoek naar het gedrag van in het wild levende dieren, zoals koolmezen, valt in de categorie duurzaam beheer van de leefomgeving.

Plantgezondheid

Een zeer klein deel van het onderzoek met dierproeven heeft betrekking op plantgezondheid. Het gaat om de ontwikkeling van testen om plantenziekten aan te tonen. Per jaar gaat wereldwijd, afhankelijk van het gewas, 15 tot 50 procent van de oogst verloren door ziekten en plagen. Voor de verbetering van de voedselzekerheid is het voorkomen van plantenziekten van groot belang.

Alleen al in Nederland worden per jaar miljoenen plantmonsters getest met in Wageningen ontwikkelde testen. Wereldwijd spelen deze testen eveneens een belangrijke rol. Er wordt veel onderzoek gedaan naar het ontwikkelen van alternatieve, proefdiervrije testen om plantenziekten aan te tonen.

Ontwikkelen en valideren van dierproefalternatieven

Tenslotte zijn ook proefdieren nodig voor het ontwikkelen en valideren van dierproefalternatieven. Want om de betrouwbaarheid van dierproefalternatieven aan te tonen is vaak een bestaande dierproef als vergelijking (''referentie") nodig. Het zorgvuldig valideren van dierproefalternatieven is belangrijk om de acceptatie van het alternatief binnen en buiten WUR te bevorderen. Met in vitro (laboratorium)studies en computermodellen blijken bijvoorbeeld mogelijke uitkomsten van sommige dierstudies al goed te voorspellen.

Kip

Welzijnsonderzoek bij kippen

Het welzijnsonderzoek aan kippen richt zich onder andere op het vergroten van de veerkracht van kippen. Daardoor zijn ze beter in staat om te gaan met uitdagingen in de omgeving, zoals infecties, wisselingen in voer of transport. Dat leidt tot een verbetering van het welzijn onder praktijkomstandigheden.

In 2018 is onder andere onderzoek uitgevoerd naar het effect van vroege opgroeicondities bij vleeskuikens op het gedrag, de immunologische kenmerken en de samenstelling van het microbioom in de darm (profiel van darmbacteriën). Kuikens kregen optimale condities tot dag 14 door ze in de stal uit het ei te laten komen en een surrogaatmoeder te geven. Deze surrogaatmoeder bestond uit een warme en donkere rustplaats. Deze kuikens werden vergeleken met controlekuikens die dit niet kregen. Voor dit onderzoek gebruikten de onderzoekers een diermodel onder experimentele omstandigheden, zodat ze precies konden meten wat er gebeurde met het gedrag in het hok, de samenstelling van het microbioom in verschillende darmsegmenten, immunologische kenmerken en ook dieren konden ‘uitdagen’ in een gedragstest om te bepalen hoe ze op een milde stressor reageerden. Ze hebben de kuikens bijvoorbeeld 2 minuten uit de groep gehaald en het aantal keer gemeten dat een kuikentje piept in die situatie. Een kuiken dat meer piept is meer gestrest. Dit geeft inzicht in onderliggende mechanismes van veerkracht en gezondheid en mogelijke associaties tussen de samenstelling van het microbioom, de respons op de gedragstesten, en het uitvoeren van natuurlijk gedrag in het hok, zoals scharrelen, poetsen en stofbaden.

Muis

Humaan gezondheidsonderzoek met behulp van muizen

Veel ziekten bij de mens kenmerken zich door een overmatige vetopslag in cellen. Zo gaan vervetting en ontsteking van de lever (steatohepatitis) gepaard met een verhoogde vetopslag in levercellen. Onderzoekers van WUR willen beter begrijpen hoe cellen omgaan met vet. Ze willen weten waarom een overdaad aan vet schadelijk is voor de meeste cellen en hoe men dit zou kunnen voorkomen. Ze gaan daarbij op zoek naar nieuwe factoren die de vetopslag in cellen beïnvloeden. Inmiddels hebben ze aangetoond dat een bepaald eiwit, HILPDA, de stapeling van vet in gekweekte levercellen verhoogt. Het is echter onbekend of HILPDA diezelfde rol ook vervult in de lever van mensen.

Om die vraag te beantwoorden zijn muizen gebruikt als diermodel voor de mens. Het ging om een speciaal type muizen die de factor HILPDA niet meer kunnen produceren. Gekeken is of de afwezigheid van HILPDA de vetopslag in weefsels beïnvloedt en of dat consequenties heeft voor de ontwikkeling van bepaalde ziekten, zoals steatohepatitis en diabetes. De eerste resultaten laten zien dat de afwezigheid van HILPDA inderdaad leidt tot minder vetstapeling in de lever. In de toekomst wil men kijken wat de consequenties zijn van afwezigheid van HILPDA in andere cellen, zoals vetcellen en witte bloedcellen.

Vis

Onderzoek naar visbestanden

Wageningen Marine Research voert onderzoek uit aan visbestanden. De uitvoering van dit onderzoek komt veelal voort uit wettelijke verplichtingen, die de Europese Unie aan lidstaten oplegt. Deze verplichtingen zijn vastgelegd in nationale en internationale wetgeving. Een belangrijke Europese wetgeving is het Data Collection Framework (DCF). Het DCF bestaat uit een aantal verordeningen en beschikkingen, die de lidstaten van de EU verplichten gegevens te verzamelen over de visserij en de visbestanden. Het gaat daarbij om biologische, economische en statistische gegevens over opbouw, omvang en verspreiding van visbestanden en de visserij daarop. Voor dit onderzoek zijn vissen afkomstig uit de beroepsvisserij en van onderzoeksvaartuigen de hoofdbron.

Om de leeftijdsopbouw van visbestanden te kunnen bepalen, worden vissen gedood. Hun leeftijd kan worden afgelezen aan verschillende structuren, zoals gehoorsteentjes (otolieten), schubben, vinstralen en ruggenwervels, waarop jaarringen worden gevormd. Voor de meeste vissoorten geldt dat de gehoorsteentjes verreweg het meest geschikt zijn om de leeftijd van de vis nauwkeurig te bepalen. Daarnaast bepalen onderzoekers onder andere geslacht, geslachtsrijpheid en vruchtbaarheid van de vissen aan de hand van hun geslachtsorganen. Soms onderzoekt men ook de maaginhoud en eventuele aanwezigheid van inwendige parasieten. Er kunnen weefsels worden afgenomen voor analyse van DNA en andere doeleinden. Deze verzamelde gegevens worden gebruikt om beleidsadviezen ten aanzien van visserij en ecosysteembehoud beter te onderbouwen.

8 WUR-richtlijnen en ambities voor dierproeven

Alle dierproeven bij Wageningen University & Research voldoen aan de Wet op de dierproeven. Aanvullend heeft WUR in 2019 een eigen beleid op het gebied van dierproeven geformuleerd en dit bestaat uit de volgende 8 richtlijnen en ambities.

  1. WUR voert alleen dierproeven uit die passen bij het domein en de missie van WUR
  2. WUR investeert continu in de toepassing van de drie V’s (Vervanging, Vermindering, Verfijning)
  3. WUR profileert zich als een organisatie met speciale expertise op het gebied van dierproeven waarbij het proefdier model is voor de diersoort zelf (doeldieronderzoek)
  4. WUR zet zich in voor acceptatie van alternatieve testen in Europees verband
  5. WUR onderwijst studenten optimaal in verantwoord proefdiergebruik
  6. WUR is transparant over haar proefdiergebruik en gaat de dialoog aan over verantwoord proefdiergebruik
  7. WUR ziet er op toe dat aan de opleidingseisen wordt voldaan zoals door de Wod geformuleerd inclusief na- en bijscholing (leven lang leren)
  8. In internationale samenwerking hanteren onderzoekers van WUR de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit