Project
HPAI zoogdieren
Europa werd in 2021-2022 getroffen door de grootste vogelgriepuitbraak ooit, waarbij enorme aantallen pluimvee werden geruimd om de verspreiding van het HPAI H5N1 virus te voorkomen. Ook in Nederland 98 pluimveebedrijven en hobbylocaties geruimd in 2022. HPAI H5-virussen worden meegebracht door wilde trekvogels (ganzen, eenden, zwanen) die in Nederland overwinteren. Eerder verdween het virus weer uit ons land wanneer de wintergasten vertrokken, maar in de lente van 2022 zijn vogels besmet geraakt die de gehele zomer in Nederland blijven. Dit betrof ook vogelsoorten die niet eerder besmet zijn geraakt, zoals zeevogels en kustvogels. Het virus heeft zijn gastheerbereik verbreed en lijkt nu endemisch te worden onder wilde vogels, waardoor er een nieuwe situatie is ontstaan in Nederland.
Nederland werd in 2021-2022 getroffen door de grootste vogelgriepuitbraak ooit, waarbij enorme aantallen wilde vogels en pluimvee besmet zijn geraakt met HPAI H5N1 virus. Vogelgriepvirussen worden meegebracht door wilde trekvogels die in ons land overwinteren. Eerder verdween het virus weer uit ons land wanneer de wintergasten vertrokken, maar in de lente van 2022 zijn vogels besmet geraakt die de gehele zomer in Nederland blijven. Ook zijn er diverse zoogdieren besmet geraakt met HPAI H5N1 virussen, zoals vos, bunzing, otter en das. Genetische analyses hebben laten zien dat de zoogdieren onafhankelijk van elkaar besmet zijn geraakt door het eten van besmette vogels, er zijn geen aanwijzingen voor virus verspreiding tussen zoogdieren. Maar in veel virussen uit zoogdieren werd een zoönotische mutatie (PB2-E627K) gevonden, die de vermenigvuldiging van het virus in zoogdieren verbeterd. Dit verhoogt het zoönotische risico van het virus, maar er zijn meerdere mutaties nodig zijn voordat een virus zich kan verspreiden tussen zoogdieren of mensen. Op dit moment is er echter nog weinig bekend over welke mutaties hierbij betroken zijn.
Het risico op ontstaan van een zoönotische variant van het HPAI H5N1 virus neemt toe, nu er jaarrond grote aantallen wilde vogels besmet raken. Wilde roofdieren en aaseters hebben hierdoor een hoge blootstelling aan het virus, en in deze zoogdieren kunnen mutaties optreden wanneer het virus zich aanpast aan de nieuwe gastheer. Vervolgens zou dit virus zich kunnen ontwikkelen tot een op mensen overdraagbaar virus, waarbij het zoogdier optreedt als een zogenaamde “bridge species”. Tot nu toe werden er alleen zoogdieren onderzocht met neurologische symptomen, terwijl dieren waarschijnlijk ook een infectie kunnen doormaken met milde/geen ziekteverschijnselen. Hoe meer dieren besmet raken, hoe groter de kans op mutaties. Waarbij diersoorten die in nauw contact staan met de mens (via jacht/slacht, als plaagdieren) een groter risico vormen. Het is daarom van belang om de diersoorten die besmet raken, en de frequentie van deze besmettingen in de natuur te monitoren. Daarnaast is het essentieel om te identificeren welke genetische karakteristieken en mutaties van het virus een rol spelen bij infectie van zoogdieren vanwege het pandemische potentieel van deze influenzavirussen.