Project
Inzicht in omvang stromen en huidige inzet van dierlijke bijproducten
Dierlijke bijproducten categorie 1 en 2 moeten worden verwerkt/afgezet buiten de veevoeder/voedsel kolom. Dierlijke bijproducten categorie 3 kunnen daarnaast ook afgezet worden in de diervoederketen (gericht op voedselproductie). Dit project genereert inzicht in de volumes van deze stromen, en mogelijke inefficiente benutting in een laagwaardiger toepassing dan toegestaan.
De huidige regels voor verwerking/toepassing van dierlijke bijproducten luiden in grote lijnen:
- Categorie 1: moet als afval worden verwijderd of verstookt als brandstof of gebruikt voor andere technische toepassing dan diervoeders of organische meststoffen.
- Categorie 2: mag worden verwijderd als afval, maar sommige producten mogen ook worden verwerkt tot meststoffen of voor technische toepassing buiten de voedsel- en (dier)voederketen. Onder specifieke condities is vervoederen aan gezelschaps- en pelsdieren toegestaan.
- Categorie 3: mag, naast de mogelijkheden voor cat. 1 en 2, onder voorwaarden worden gebruikt voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren, diervoeder en technische producten.
In Nederland wordt categorie 1 materiaal eerst middels rendering gescheiden in vleesbeendermeel en vetten en daarna verwijderd door verbranding/verstoking en ingezet als brandstof. Categorie 2 materiaal wordt veelal gecombineerd met categorie 1 materiaal verwerkt. Categorie 3 materiaal (ook bijvoorbeeld zuivel- en eierproducten) worden deels bestemd als veevoer.
Om praktische redenen of met het oog op logistieke of verwerkingskosten wordt een aanzienlijke hoeveelheid Categorie 3 materiaal als Categorie 1 of 2 verwerkt, en Categorie 2 materiaal als Categorie 1 materiaal. Daardoor gaat veel economische en nutritionele waarde verloren. Deze suboptimale inzet wordt mede in stand gehouden doordat vanuit afzonderlijke producenten met alleen kennis van de eigen volumes geen zicht is op de totalen. Beter inzicht in de totale volumes, de verschillende bestemmingen en het aandeel suboptimale verwaarding is een randvoorwaarde om te bepalen welke kansen er voor Nederland zijn om deze bijproducten hoogwaardiger (volgens regels van de lagere categorie) te kunnen gebruiken.
Dit project geeft inzicht in de hoeveelheid, herkomst, waarde en toepassing van deze reststromen, welke hoeveelheden van elke categorie lager verwaard worden dan toegestaan en waarom, en vormt zo een basis voor het nader verkennen van mogelijkheden voor vermindering van deze inefficienties.