
Project
Langdurig laag eiwit voeren van melkvee
De melkveehouderij draagt bij aan de Nederlandse emissies van stikstof. Het uitscheiding van stikstof door de koe is te verminderen door het eiwit gehalte in het rantsoen te verlagen. Gebrek aan onderzoek naar de effecten op de productie en gezondheid leidt tot terughoudendheid onder veehouders om minder eiwit te voeren.
De taakstelling voor de melkveehouderij is om in 2030 tientallen procenten reductie van zowel ammoniak (NH3) als methaan (CH4) gerealiseerd te hebben. Het voerspoor is aantoonbaar effectief en inzetbaar om NH3 en CH4 te verlagen. Door minder ruw eiwit (RE) te voeren, verminderd de opname van stikstof (N), en scheidt de koe ook minder N uit. Hierdoor is een forse daling van NH3 emissie te realiseren. In de praktijk blijft er de vrees om drastisch minder ruw eiwit (RE) te voeren vanwege vermeende effecten op de productie en gezondheid van de melkkoe. Een drempel om de sector te bewegen tot het verlagen van het RE gehalte in rantsoenen is een gebrek aan onderzoek naar de lange termijn effecten.
In de PPS Feed4Foodure-3 is een experiment met 64 koeien gestart waar in tweeëneenhalf jaar tijd drie RE niveaus met elkaar vergeleken worden (met 16.0% RE in het rantsoen als controle behandeling, en 13.3 en 14.7% RE als NH3-verlagende behandelingen). De verlaging van RE gehaltes geeft een verwachte verlaging van NH3 ten opzichte van de huidige praktijk van ruim 20%, afhankelijk van het effect op de N-benutting door de melkkoe.
In het project wordt onderzocht wat het effect is van langdurig voeren van een rantsoen met een laag eiwit niveau aan melkkoeien. Het doel van het project is om het effect na te gaan op de productie, voeropname, het metabolisme en de gezondheid van lacterende melkkoeien. Hierbij wordt de directe gasemissies door de koe gemeten (CH4, maar ook kooldioxide) en berekenen we de TAN excretie, als belangrijkste drijfveer voor NH3 emissie.