Project

Nieuwe bacterie gevonden in Nederlands oppervlaktewater: een bedreiging voor de Nederlandse akker- en tuinbouw?

De betreffende bacterie, Ralstonia pseudosolanacearum (fylotype I), is een Europese quarantainesoort die recent is aangetroffen in het Nederlandse oppervlaktewater. De ziekteverwekker behoort tot het Ralstonia solanacearum soorten complex (RSSC) en is nauw verwant aan een bacterie die in 2015 desastreuze gevolgen heeft gehad voor de Nederlandse rozenteelt.

De in rozen gevonden variant tast ook tomaat, blauwe bes en aardappel aan en kan ziekten veroorzaken in zowel sier-, groente- als fruitgewassen. In landen met een (sub-)tropisch klimaat kan de bacterie langdurig in de grond overleven. Hoewel de uitbraak in roos uiteindelijk onder controle werd gebracht, was 2015 niet het laatste jaar dat dergelijke bacteriën in Nederland gevonden zijn. In de afgelopen 3 jaar zijn namelijk meermaals in zowel het oppervlaktewater als in bitterzoetplanten, die groeien langs de oevers van het besmette oppervlaktewater, bacteriestammen aangetroffen die verwant zijn aan de in rozen gevonden variant.

Hoe wijd verspreid is fylotype I in Nederland? En wat zijn de risico’s? In deze publiek-private samenwerking (PPS) gaan we op zoek naar antwoorden op deze vragen en naar maatregelen die kunnen voorkomen dat de bacterie zich verspreidt en gewassen aantast.

Binnen het project worden diagnostische methoden ontwikkeld waarbij in één assay verschillende varianten van het RSSC gevoelig kunnen worden aangetoond én van elkaar onderscheiden. Met deze methoden kunnen surveys naar besmetting in oppervlaktewater en bitterzoetplanten effectiever worden uitgevoerd, en wordt meer kennis verzameld over de verspreiding van de ziekteverwekker. Dit wordt gedaan op verzoek van en in samenwerking met de NVWA, de NAK en Naktuinbouw. Als de ontwikkelde methoden gevalideerd zijn, worden deze beschikbaar gesteld voor breder gebruik en toegevoegd aan het EPPO diagnostisch protocol en de nieuwe EU uitvoeringsverordening voor bruinrot. Er worden aanvullende methoden ontwikkeld die in staat zijn levende van dode bacteriecellen te onderscheiden.

In kasproeven wordt onderzocht welke gewassen en onkruiden kunnen worden geïnfecteerd en hoe het infectieproces verloopt. Omdat de ziekteverwekker erg goed in staat is zich (genetisch) aan te passen, wordt daarnaast onderzocht hoe snel genetische veranderingen kunnen leiden tot een (eventueel verdere) verbreding van de waardplantenreeks.

Daarnaast wordt kennis verzameld over de overlevingen verspreiding van fylotype I, waarbij speciale aandacht besteed zal worden aan de rol van (geavanceerde) drainagesystemen. Hiermee samenhangend wordt ook onderzocht hoe we de bacterie effectief kunnen afdoden als deze zich aan oppervlakten van materialen,

247eea04-bbc9-4e7d-99b4-8d88be031ef5_20230508_aardappel_tomaat_4dpi.jpg

Figuur 1. Tomatenplanten (links op de foto) en aardappelplanten (rechts op de foto) geïnfecteerd met de nieuwe Ralstonia pseudosolanacearum stam door middel van stengelinoculatie. Linker foto: 4 dagen na inoculatie, rechter foto: 11 dagen na inoculatie. In het PPS project wordt onderzocht of tomaten, aardappels en andere planten die ofwel van economische belang zijn voor de Nederlandse akker- en tuinbouw, ofwel veel voorkomen in Nederland als onkruid, gevoelig zijn voor de nieuwe bacteriestam.

Meer informatie over het project

Het project is gestart op 1 april 2023 en zal lopen tot 31 maart 2027 (4 jaar). Binnen het project is vanuit de NVWA een PhD student (Martijn Vogelaar) werkzaam.

Publicaties