Project
Ontwikkeling Expertisecentrum Stalemissies
Voor het reguleren van emissies uit stallen in de veehouderij wordt gebruik gemaakt van emissiefactoren. In de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) zijn per diercategorie NH3-emissiefactoren voor beschikbare stalsystemen vastgelegd. Naast deze emissiefactoren voor NH3 wordt in de regelgeving ook gebruik gemaakt van factoren voor geur- en fijnstofemissie. Deze emissiefactoren spelen in de vergunningverlening voor nieuwbouw/aanpassing stallen een belangrijke rol bij de toetsing op milieunormen. Sedert enkele jaren bestaat er binnen het kader van te ontwikkelen klimaatbeleid voor de veehouderij ook in toenemende mate behoefte aan het vaststellen van emissiefactoren voor de broeikasgassen CH4 en N2O. Voor het vaststellen van emissiefactoren wordt voor elke emissiecomponent gebruik gemaakt van een meetprotocol.
De momenteel in gebruik zijnde versies zijn vanaf 2011 gepubliceerd. Deze meetprotocollen bevatten voorschriften voor meetstrategie, meetmethoden en rapportage. Niet alle emissiefactoren in de regelgeving zijn op metingen gebaseerd. Deels zijn factoren voor bv. jongvee of kleinere subcategorieën afgeleid van hoofdcategorieën. Emissiefactoren zijn niet statisch en kunnen veranderen omdat de veehouderij dynamisch is, met de tijd veranderen diereigenschappen en managementeisen door kennisontwikkeling, marktontwikkeling en maatschappelijke eisen. Deze ontwikkelingen kunnen leiden tot andere emissieniveaus waardoor emissiefactoren opnieuw moeten worden vastgesteld door metingen. Daarnaast worden er regelmatig nieuwe emissie-arme stalsystemen ontwikkeld die moeten worden doorgemeten om van een emissiefactor te kunnen voorzien. Het stelsel van emissiefactoren voor NH3, fijnstof en geur valt onder de directe verantwoordelijkheid van het Ministerie van IenW. In opdracht van IenW is het agentschap RVO belast met het begeleiden van aanvragen van nieuwe emissiefactoren, het beoordelen van meetrapporten en het adviseren van emissiefactoren.
Nieuwe regelingen
Het ministerie van LNV heeft op 25 mei 2020 nieuwe stalinnovatie-regelingen uitgebracht voor de rundveehouderij (melkvee en vleeskalveren), varkenshouderij en melkgeitenhouderij. De regelingen zijn gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe duurzame huisvestingsystemen. Het gaat hierbij om reductie van de uitstoot van methaan, ammoniak, geur en fijnstof, met aandacht voor dierenwelzijn en luchtkwaliteit in de stal door zoveel mogelijk met reducerende bronmaatregelen te werken. Bedrijfsleven kan subsidie-aanvragen indienen voor de ontwikkeling van nieuwe huisvestingsconcepten die voldoen aan de gestelde duurzaamheids-criteria. De regelingen bestaan uit drie fasen:
- onderzoeks- en ontwikkelfase om het concept te optimaliseren,
- emissiemetingenfase in proefstallen voor vaststellen emissiefactoren van het geoptimaliseerde concept,
- investeringssubsidie proefstallen, afhankelijk van het bereikte reductieniveau t.o.v. de referentie-huisvesting.
Betrouwbare referentieniveaus
Belangrijk uitgangspunt in de regeling is het emissie-referentieniveau voor de te reduceren emissiecomponenten, waarvoor de emissiefactor van de conventionele staluitvoering wordt gebruikt. Tijdens de uitwerking van de regeling is gebleken dat er uit ander onderzoek aanwijzingen zijn dat vastgestelde referentieniveaus voor een aantal diercategorieën niet meer bij de tijd zijn, en dat voor met name methaan in een aantal categorieën nog onvoldoende stallen zijn doorgemeten om referentieniveaus conform huidig meetprotocol voor emissiefactoren te kunnen vaststellen. Om de regelingen goed te kunnen uitvoeren is daarom een meetcampagne nodig om voor deze categorieën betrouwbare referentieniveaus vast te stellen. LNV stelt als eis voor de vaststelling van emissiefactoren in de meetcampagne en emissiemetingen in fase 2 van de stalinnovatie-regeling dat deze wordt uitgevoerd door gespecialiseerde kennis- en onderzoeksinstellingen. Wageningen Livestock Research (WLR) is aangemerkt als een gespecialiseerde kennis- en onderzoeksinstelling.
WLR voorziet de komende jaren een grote vraag naar emissiemetingen die de beschikbare meetcapaciteit ruim overschrijdt. Het aanbod betreft niet alleen metingen voor geprioriteerde stalsystemen, maar ook voor de te ontwikkelen emissiearme stallen in de stalinnovatieregeling, en een omvangrijke vraag uit andere bedrijfsmonitoringsprojecten. Om aan deze vraag de komende jaren te kunnen voldoen is er behoefte aan het vergroten van de meetcapaciteit door een samenwerkingsverband. In overleg met andere meetinstellingen wordt daarom voorgesteld om een Expertisecentrum Stalemissie op te richten. Het uitgangspunt hierbij is dat dit Expertisecentrum in eerste instantie de basis-meetcapaciteit verruimt door middel van detachering/training van medewerkers van meetinstellingen om vervolgens stapsgewijs tot een meer zelfstandige inzet van deze organisaties binnen het Expertisecentrum te kunnen overgaan. Uitgangspunt hierbij is dat WLR de eindverantwoordelijkheid neemt voor de kwaliteit van metingen in het Expertisecentrum.
Samenwerking
De samenwerking van meerdere organisaties in het Expertisecentrum vraagt naast training van medewerkers, ook een investering in een nieuwe infrastructuur. Concreet houdt deze investering de ontwikkeling in van een digitaal platform ten behoeve van interne en externe communicatie, coördinatie, planning, collectie- en beheer van data en meetapparatuur, kwaliteitsborging en archivering. Het uitgangspunt hierbij is dat deze investering gericht is op het garanderen van meetcapaciteit, de kwaliteit van de resultaten en op de langere termijn besparen van meetkostenmeetcampagne met alle stappen die daarbij horen. De voorziene infrastructuur biedt namelijk de mogelijkheid tot efficiënter plannen en uitvoeren van metingen en verwerken van de data, kwaliteitsborging en rapportages d.m.v. geautomatiseerd centraal databeheer. In een soortgelijk initiatief voor het Ministerie van IenW heeft Witteveen en Bos (W+B) een platform ontwikkeld voor het verzamelen van data en het berekenen van aandachtsgebieden voor alle 400 BRZO-bedrijven in Nederland waarmee een aanzienlijke kostenbesparing kon worden bereikt. Een ander belangrijk voordeel van het platform is dat het tegemoetkomt aan de wens van stakeholders naar meer transparantie rond het vaststellen van emissiefactoren en dat het voorziet in een betere borging van de betrouwbaarheid van de verkregen data. Het platform maakt het mogelijk het gehele meetproces van begin tot eind te volgen, en indien gewenst zowel bij de uitvoering van metingen als bij de verwerking van data te laten controleren door bevoegde partijen.
De beschikbaarheid van een brede meetcapaciteit die aan de benodigde kwaliteitseisen voldoet, transparantie en communicatie daaromtrent is van belang voor het welslagen van de ontwikkeling van een duurzame Nederlandse veehouderij in de komende jaren. De hiervoor benodigde infrastructuur moet ontworpen en geïmplementeerd worden. Dit vraagt de inzet van partijen die zowel kennis bezitten van de benodigde meetexpertise als kennis van het organiseren en beheren van grootschalige datastromen met meerdere belanghebbende partijen. De combinatie van deze kennis is gevonden bij W+B. Onderdeel van de benodigde infrastructuur is het ontwikkelen van een website waarvoor Schuttelaar en Partners (S&P) als leverancier wordt ingeschakeld.