Contagieuze bovine pleuropneumonie (CBPP)

Contagieuze bovine pleuropneumonie (CBPP) of besmettelijke longziekte bij runderen is een ziekte die veroorzaakt wordt door de bacterie Mycoplasma mycoides subspecies mycoides (Mmm). Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) voert de diagnostiek uit voor deze dierziekte.

Contagieuze bovine pleuropneumonie is een zeer besmettelijke infectieuze aandoening waarbij de longen en longvliezen van runderen ernstig kunnen worden aangetast. In acute gevallen is er sprake van een ernstige ontstekingsreactie met weefselverval en kan zich zeer veel vocht in de borstkas ophopen. In chronische gevallen raken de longen en het longvlies vergroeid en is het vervallen longweefsel afgekapseld. In deze afgekapselde gebieden kan de mycoplasmabacterie lang overleven waardoor runderen met een chronische CBPP-besmetting drager kunnen worden van de bacterie. Deze dragers vormen weer een potentiële bron voor nieuwe besmettingen.

Runderen infecteren elkaar door direct contact via inhalatie van uitgehoeste besmette luchtdeeltjes. Geiten en schapen spelen geen rol in de verspreiding van deze runderziekte.

In Nederland komt sinds 1886 geen contagieuze bovine pleuropneumonie meer voor. CBPP is een meldings- en bestrijdingsplichtige dierziekte en verdenkingen moeten gemeld worden bij de NVWA.

Infectie met CBPP

Mycoplasma’s behoren tot de groep van kleinste bacteriën die zichzelf nog kunnen vermenigvuldigen. Zij hebben geen celwand maar worden omgeven door een flexibele membraan waardoor deze bacteriën gemakkelijk van vorm kunnen veranderen.

Voorheen werd Mycoplasma mycoides subspecies mycoides (Mmm) ingedeeld in twee varianten: de small colony variant (SC, kleine kolonievorm) die voorkomt bij runderen en de large colony variant (LC, grote kolonievorm) die bij geiten ziekte kan veroorzaken. De large colony variant is in 2009 echter geclassificeerd als Mycoplasma mycoides subspecies capri (Mmc). De termen LC en SC worden daarom internationaal niet langer gebruikt.

Ziektebeeld CBPP

In acute gevallen van contagieuze bovine pleuropneumonie, waarbij runderen voor de eerste keer in aanraking komen met de bacterie, laten de dieren symptomen zien van een ernstige longontsteking: hoge koorts (tot boven de 40° C), geen eetlust en respiratoire verschijnselen zoals een snelle en oppervlakkige ademhaling met een pijnlijke hoest en/of neusuitvloeiing. Het ziektebeeld verergert snel waarbij de dieren vermageren, steeds moeilijker gaan ademhalen, slecht overeind komen en zelfs aan de ziekte bezwijken. Dit laatste gebeurt meestal één tot drie weken na aanvang van het ziektebeeld. Als de dieren het acute stadium overleven, kan een chronische infectie ontstaan waarbij de symptomen minder heftig zijn.

Op den duur nemen de symptomen steeds verder af en herstellen de dieren min of meer. Deze herstelde dieren kunnen dragers worden van de bacterie en de bacterie weer overbrengen op andere dieren. Antibioticabehandelingen kunnen bijdragen aan het ontstaan van dragerdieren.

Als de bacterie in een CBPP-vrije veestapel wordt geïntroduceerd zullen over het algemeen na drie tot acht weken de eerste symptomen worden waargenomen. Vrijwel de gehele veestapel kan ziekteverschijnselen gaan vertonen en bij de helft van de populatie kan sterfte optreden ten gevolge van de ziekte. Bij een dergelijke uitbraak zal ongeveer 25% van de dieren drager worden van de bacterie. In een veestapel waar CBPP al gedurende langere tijd voorkomt, is het aantal acuut zieke dieren veel minder. Een groter aantal dieren is chronisch drager en de ziekte heeft een sluimerend verloop.

Verspreiding CBPP

Contagieuze bovine pleuropneumonie kwam in de 19e eeuw op uitgebreide schaal voor in Nederland en bracht grote schade toe aan de veestapel. Na 1850 is men in Nederland begonnen met de systematische bestrijding van CBPP door vaccinatie met longmateriaal van besmette dieren en door het afvoeren van zieke dieren. In 1870 werd de wet tot regeling van het Veeartsenijkundig Staatstoezicht en de Veeartsenijkundige Politie ingevoerd. Door dit verscherpte toezicht nam het aantal gevallen van ‘longziekte’ vrij snel af. Nederland is sinds 1886 vrij van CBPP. In Europa is na 1999 geen uitbraak van CBPP meer bevestigd, maar in grote delen van Afrika komt de ziekte nog (endemisch) voor.

Diagnostiek CBPP

Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) is het nationaal referentie-instituut voor contagieuze bovine pleuropneumonie.

De eerste verdenking van contagieuze bovine pleuropneumonie wordt gedaan op grond van klinische verschijnselen bij een individueel dier of een koppel. Verder kunnen bevindingen bij het pathologisch onderzoek van een gestorven dier in de richting wijzen van een infectie met Mycoplasma mycoides subspecies mycoides. Het kweken van de bacterie uit aangetast longweefsel of (neus)swabs bevestigt de diagnose. Een recente behandeling met antibiotica kan ervoor zorgen dat het niet lukt om de bacterie te kweken. WBVR heeft een PCR-test beschikbaar waarmee de aanwezigheid van Mycoplasma mycoides subspecies mycoides kan worden aangetoond in zowel (long)weefselmateriaal als (neus)swabs van zieke en gestorven dieren. Serologisch onderzoek (complementbindingsreactie (CBR), ELISA) wordt uitgevoerd om de aanwezigheid van antilichamen tegen de bacterie aan te tonen.

Voor haar rol als nationaal referentie-instituut voor CBPP werkt WBVR op internationaal niveau nauw samen met het OIE referentielaboratorium voor CBPP.

Bestrijding en controle CBPP

Nederland is vrij van CBPP. Introductie via import van een drager vormt het grootste risico.

Behandeling van dieren met antibiotica is niet gewenst, omdat dit het ontstaan van dragerschap in de hand kan werken.