Nieuws

Vaccinkwaliteit sleutel om dierziekte-uitbraken in te perken

article_published_on_label
7 mei 2025

Vaccins van hoge kwaliteit, in combinatie met de juiste kwaliteitstesten en behandeling, zijn essentieel om dieren gezond te houden en de verspreiding van ziekten te voorkomen, aldus Aldo Dekker, onderzoeker mond-en-klauwzeer, vesiculaire varkensziekte en vesiculaire stomatitis bij Wageningen Bioveterinary Research.

Vaccinkwaliteit

Goede vaccins hoeven niet altijd precies overeen te komen met de stam verantwoordelijk voor de uitbraak. Zolang het vaccin krachtig is en goed gemaakt, kan het nog steeds een goede bescherming bieden, stelt Aldo Dekker, onderzoeker mond-en-klauwzeer (MKZ), vesiculaire varkensziekte en vesiculaire stomatitis bij Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Tijdens een recente uitbraak van mond-en-klauwzeer in Uruguay zorgde een oudere vaccinstam ervoor dat het aantal ziektegevallen daalde zelfs voordat de tweede vaccinatieronde was voltooid. In Zuid-Amerika is gecentraliseerde MKZ-vaccincontrole de basis geweest van goede MKZ-bestrijding, aldus de WBVR-onderzoeker.

Elke vaccindosis moet ten minste 3 PD50 bevatten; dit is drie keer de hoeveelheid die nodig is om 50% van de gevaccineerde dieren te beschermen. Dit niveau resulteert meestal in ongeveer 75% bescherming in een hele kudde, genoeg om het risico op verspreiding van de ziekte te verminderen. “Bij uitbraken met een afwijkend MKZ-virus is een hogere PD50/dosis beter.”

Laboratoria versus realiteit

Het meten van langdurige bescherming is niet eenvoudig. Vlak na de vaccinatie zijn dieren vaak goed beschermd, zelfs als de antilichaamniveaus (titers) niet heel hoog zijn. Maar maanden later kunnen dezelfde niveaus onvoldoende zijn om ziekte te voorkomen bij challenge in de tong. Dit laat zien dat laboratoriumtesten komen vaak niet overeen met wat er in de praktijk gebeurt. “In het veld krijgen dieren geen naald in hun tong,” noemt Dekker als voorbeeld van een niet-realistische laboratoriumtest als je deze niet toepast waarvoor hij is ontwikkeld: bescherming meten kort na vaccinatie.

Dekker raadt veehouders en dierenartsen aan om kleine tests uit te voeren op 5 à 10 jonge dieren die nog niet eerder zijn gevaccineerd of blootgesteld aan ziektes. Door ze 21 dagen na vaccinatie te testen, wordt duidelijk hoe goed het vaccin werkt. “Dat soort testen wordt momenteel niet vaak genoeg gedaan”, meent Dekker.

Werkzaamheid testen

Er zijn twee gangbare methoden om vaccins te testen: de virusneutralisatietest (VNT) en ELISA, aldus de onderzoeker. VNT geeft een betere voorspelling over hoe goed een vaccin beschermt, maar er kan veel variatie zijn tussen testen. ELISA is eenvoudiger te standaardiseren en consistenter en wordt met succes gebruikt in sommige regio's, zoals Zuid-Amerika.

Om te begrijpen hoe goed een vaccin bescherming biedt tegen verschillende stammen (kruisbescherming), gebruiken wetenschappers de r1-waarde. Als deze waarde te laag is, beschermt het vaccin mogelijk niet goed tegen nieuwe stammen. Toch is Dekker ervan overtuigd dat zorgvuldig gemaakte vaccins bescherming kunnen bieden tegen veel verschillende stammen, zelfs als deze vaccins oudere stammen bevatten.

Het gebruik van vaccins met meer dan één stam kan volgens de WBVR-onderzoeker heel nuttig zijn. “Maar soms kan de toevoeging van een tweede stam de immuunrespons op de eerste stam verminderen. De keuze om vaccins te combineren, moet zorgvuldig worden afgewogen”, aldus Dekker.