Blogpost

BLOG - Eurosceptici houden landbouwbeleid Europees. Voorlopig.

article_published_on_label
20 mei 2014

De grote winnaars van de verkiezingen voor het Europese Parlement zijn een aantal partijen met anti-Europees gedachtegoed. In vijf landen (Frankrijk, Griekenland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Denemarken) is een euro-sceptische partij de nummer 1 of 2 geworden. En ook in Finland, Oostenrijk en bijvoorbeeld Duitsland (Alternative fur Deutschland) zijn er partijen i het parlement gekomen die menen dat het beter is de Europese samenwerking op een wat lager pitje te zetten, of zelfs uit de Unie te treden is populairder dan voorheen. Niet al die partijen mogen op één hoop worden gegooid of houden er precies dezelfde ideeën wat betreft de Europese samenwerking op na, maar de trend is duidelijk.

Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) en het Visserijbeleid zijn de Europese beleidsterreinen waar de integratie het verst is doorgevoerd. Weliswaar zijn de interne markt en de regelgeving economisch en politiek veel belangrijker dan de EU-begroting, maar daarmee zijn de Europese geldstromen niet buiten schot. Een enkele partij wil de stromen vergroten, de eurosceptici kiezen eerder voor verkleining; een groot deel van de begroting, bijna € 60 miljard per jaar, wordt aan dit beleid gespendeerd. De vraag is dan ook gerechtvaardigd of de agro-business iets gaat merken van deze uitslag.

Brusselse financiering leidt tot hogere investering

Een insteek van genoemde partijen zou kunnen zijn om veel van dat beleid te renationaliseren. Neem het plattelandsbeleid: als fruittelers in Polen een nieuw veilinggebouw willen of wij een fietspad tussen Harderwijk en Lelystad, dan kunnen deze regio’s dat ook zelf betalen. Waarom zou je dat mede vanuit Brussel subsidiëren? De Brusselse financiering leidt er zelfs toe dat er meer wordt geïnvesteerd dan wanneer de gebruikers zelf voor de kosten op zouden draaien. Vanuit het oogpunt van de bestuurskunde kun je je afvragen of de kiezer in Spanje (of zijn afgevaardigde) wel genoeg informatie heeft om mee te beslissen over de noodzaak om die lokaal gekozen investeringen mee te subsidiëren. Juist voor dit beleid zou het principe van de subsidiariteit kunnen worden toegepast. Namelijk geen beleid op Europees niveau als het beter op nationaal of lokaal niveau kan worden geregeld.

Ook rond de eerste pijler van het GLB zou de vraag naar renationalisatie gesteld kunnen worden: kan over de betalingen per ha niet net zo goed nationaal besloten worden? Premies verschillen nu ook per land, en lidstaten mogen allerlei keuzes maken rond de koppeling aan productie of overheveling naar het plattelandsbeleid (2e pijler). In Oost-Europa was co-financiering van het EU-beleid door de lidstaten de afgelopen jaren al mogelijk, zodat boeren meer konden krijgen dan bij de toetreding in Brussel was toegezegd. Het gevaar is natuurlijk het ontbreken van een goede staatssteuntoets, zodat verstoring van het handelsverkeer op de loer ligt, wat de Europese welvaart geen goed zou doen.

Wat is de invloed op beleid?

De vraag is dus of met de verkiezingsuitslag dit soort beleid komende jaren dichterbij komt en bedrijven hier rekening mee moeten houden. Ik denk van niet, om meerdere reden. Allereerst is het onwaarschijnlijk dat genoemde partijen hun verkiezingswinst weten om te zetten in invloed in de coalitie die het Europees Parlement zal domineren. Een oppositierol, waarin men wel op dit type beleid kan laten studeren maar de invloed beperkt is, ligt meer voor de hand.

Wie de invloed van het Europees Parlement vanuit de oppositie wil inperken, vindt bovendien veel partijen tegenover zich. En in die oppositierol is het vermoedelijk interessanter iets over de euro of over immigratie op de agenda te zetten dan over het GLB.

Bovendien staat het GLB voor de komende vijf jaar vast en zal dit parlement vermoedelijk niet besluiten over het beleid na 2020. Op korte termijn lijkt er dus weinig effect. Maar de verkiezingsuitslag geeft wel een signaal af dat de varianten voor het GLB na 2020 breed zijn: nadenken over gedeeltelijke renationalisatie is minder een taboe dan voorheen.