Nieuws
Cultuurhistorische sporen in hoogvenen kunnen natuurherstel begunstigen
Hoogvenen zijn geen ongerepte wildernis, maar op verschillende manieren gebruikt in het verleden. De sporen hiervan in het huidige landschap kunnen mogelijk helpen bij het halen van natuurhersteldoelen. Tot die conclusie komt landschapshistoricus Maurice Paulissen, die de lange-termijngeschiedenis van mens en hoogveen heeft onderzocht en 30 juni bij Wageningen University & Research op dit onderzoek is gepromoveerd.
Hoogvenen zijn moerassen waarin veenmossen de belangrijkste planten zijn. Hoogvenen waren ooit wijdverbreid in Noordwest-Europa, en vooral in Nederland. Nu hebben ze nog een fractie van hun oorspronkelijke omvang. De resterende hoogveengebieden, zoals het Bargerveen in Drenthe en de Peelvenen op de grens van Noord-Brabant en Limburg, zijn Europees beschermde Natura 2000-gebieden waar veel wordt geïnvesteerd in hoogveenherstel. In hoogvenen gedijen namelijk zeldzame dier- en plantensoorten en bovendien leggen levende hoogvenen koolstof uit de atmosfeer vast in hun turflagen. Ook houden ze regenwater uitstekend vast waardoor ze waterafvoerpieken dempen.
Greppels, kerken, turffabrieken en plaatsnamen
Naast hun waarde voor natuur, klimaat en waterbeheer hebben hoogvenen een lange en bewogen geschiedenis van gebruik door en betekenissen voor mensen. In het afgelopen millennium zijn veel hoogvenen ingrijpend veranderd of helemaal verdwenen door ontginning voor de landbouw en vooral door grootschalige turfwinning. Een geschiedenis die in en rond hoogvenen talloze sporen heeft achtergelaten. Materiële resten zoals kerken voor katholieke Duitse veenarbeiders in Drenthe, oude turffabrieken, greppels voor boekweitteelt en turfputten in het veen. Maar ook immateriële sporen zoals talloze plaatsnamen, van America tot Zwartemeer. Juist waar hoogvenen vroeger het intensiefst zijn gebruikt en ecologisch het zwaarst aangetast, blijkt een rijke verzameling culturele sporen in het landschap bewaard, zelfs waar het veen helemaal verdwenen is.
Culturele sporen kunnen lokaal draagvlak mogelijk vergroten
Volgens Paulissen, die een achtergrond als ecoloog heeft, kunnen de inzichten die zijn onderzoek heeft opgeleverd ten goede komen aan het huidige natuurbeheer en aan hoogveenherstelprojecten. “Binnen hoogveenrestanten zijn culturele resten zoals oude ontwateringsgreppels en turfputjes vaak de natte en beschutte plekken waar nieuwe veenmosgroei zorgt voor een begin van hoogveenherstel. Maar mijn claim is dat culturele sporen in en rond hoogvenen ook indirect van belang kunnen zijn voor natuurherstel. Bewoners en het bredere publiek rond hoogvenen identificeren zich vaak met deze sporen van voorgaande generaties. Ook zijn bewoners – anders dan in vroeger tijden – op afstand komen te staan van het dagelijkse beheer van ‘hun’ hoogvenen. Mede daardoor stuiten ingrijpende hoogveenherstelprojecten soms op weerstand. Ik stel voor om het zichtbaar maken en het beheer van hoogveen-gebonden culturele resten zo mogelijk in handen van omwonenden te leggen. Betrek hen zo directer bij het beheer van hoogveenrestanten. Ik verwacht dat dit het draagvlak voor grootschalig hoogveenherstel kan vergroten. In mijn onderzoek laat ik zien hoe ecologische en cultuurhistorische doelen kunnen samengaan in hoogveengebieden.”
Nieuwe invalshoeken hoogveenonderzoek
In zijn promotieonderzoek, onderdeel van het project Home Turf gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), kijkt Maurice Paulissen vanuit nieuwe invalshoeken naar de geschiedenis van de menselijke relaties met hoogvenen in de Lage Landen. Daarbij maakt hij gebruik van casestudies uit grote (voormalige) hoogveengebieden, zoals het Bourtangerveen, de Peel en de Belgische Hoge Venen.