
Project
Herintroductie van de otter
De otter, een roofdier dat in zoet water leeft, is in 2002 opnieuw in Nederland geïntroduceerd. Bij deze herintroductie zijn 31 buitenlandse otters uitgezet in het Wieden-Weerribbengebied in Overijssel. De monitoring van de nieuwe otterpopulatie is van 2002 tot 2009 verricht door Alterra in opdracht van ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarbij is succesvol gebruik gemaakt van genetische methoden.
De otter, een solitair levend roofdier in zoet water, was tot in de eerste helft van de vorige eeuw talrijk aanwezig in Nederland. Door watervervuiling met PCB’s, toenemende verkeersdruk, versnippering van hun habitat (leefruimte) en uitbreiding van de visserij nam de populatie af. In 1989 stierf de laatste otter en was het dier in Nederland uitgestorven. Het ministerie van LNV heeft besloten tot herintroductie van de otter en tussen 2002 en 2008 zijn 31 otters afkomstig uit Oost-Europa uitgezet in het Wieden-Weerribbengebied in Overijssel. Alterra heeft deze otters gevolgd van 2002 tot 2009.
Waarnemen
Voor de monitoring van de otters, die vooral ’s nachts actief zijn, moet je ze kunnen waarnemen. Daarom zijn de otters bij de uitzetting voorzien van een zender, waarmee de initiële verspreiding in kaart is gebracht. Aangezien de batterijen van de zender maar circa één jaar werken, is van elk uitgezet dier ook een bloedmonster genomen. Op basis van het DNA is per otter een genetische vingerafdruk gemaakt. Met die gegevens is het mogelijk om het gedrag van de otters in kaart te brengen. Aan de hand van het DNA dat uit de verzamelde otterkeutels is verkregen kunnen de activiteiten van de verschillende otters worden nagegaan. De vondst van nieuwe DNA-profielen duidt op reproductie, waarbij het ook mogelijk is te achterhalen wie de ouders zijn. De indirecte waarneming van de otters met behulp van deze niet-invasieve genetische monitoring, een door Alterra voor de otter geperfectioneerde methode, werkt goed. Dankzij de DNA-database kunnen jaarlijks verspreidingskaarten van de otters worden gemaakt. Worden er dode otters gerapporteerd, vaak als verkeersslachtoffer, dan kan ook hun herkomst worden bepaald.
Resultaten
De DNA-monitoring heeft aangetoond dat ottermannetjes veel ruimte nodig hebben, terwijl de dochters een gedeelte van de ruimte van hun moeders krijgen. Bij de herintroductie bleken twee dominante mannetjes de andere mannetjes weg te jagen uit het uitzettingsgebied. Daardoor werd de kans op inteelt vergroot, en werd het tijd voor vers bloed. Dit advies is tijdens de herintroductie aan het ministerie van LNV doorgegeven. Ook is aangegeven dat nieuwe uitzettingen van otters het beste met vrouwtjes in omringende gebieden kunnen worden gedaan, omdat de mannetjes sowieso volgen.
De vindplaats van de doodgereden otters heeft geleid tot adviezen aan de beheerders van de infrastructuur, bijvoorbeeld over het afrasteren van wegen, snelheidsvermindering of de aanleg van tunnels.
Inzicht
Hans Peter Koelewijn, onderzoeker moleculaire ecologie en geneticus bij het otterproject, is positief: “Dankzij de genetische technieken hebben we veel inzicht gekregen in de otterpopulatie bij de herintroductie. Het is wel jammer dat vanwege het geringe budget de intensieve monitoring momenteel nauwelijks meer mogelijk is. Juist nu, na een aantal jaren, is het interessant om te zien of de populatie zichzelf in stand kan houden. We beperken de monitoring momenteel tot de beesten die dood worden binnengebracht.”