
Nieuws
Hoe kijken economen aan tegen ecosysteemdiensten?
Ecosysteemdiensten kunnen omschreven worden als de economische en maatschappelijke voordelen van natuur en landschap. Biologen en ecologen onderstrepen het belang van de natuur vanwege haar intrinsieke waarde, en als een bron van welvaart en welzijn voor de mensheid. Economen zien natuur vooral als hulpbron waarmee welvaart gerealiseerd wordt. In de praktijk is het lastig om de waarde van ecosysteemdiensten te vergelijken en in geldelijke eenheden uit te drukken.
Onderzoekers van LEI Wageningen UR laten in WOt-rapport 123 aan de hand van de geschiedenis van het economisch denken zien waar economische ontwikkeling en bescherming van onze natuurlijke leefomgeving samenkomen. De term ecosysteemdiensten is hierbij het overbruggingswoord.
Economie niet versus natuur
Vaak worden problemen ‘geframed’ als economie versus natuur. Met als nevenschade dat economische analyses en redeneringen gesteld worden tegenover ecologische. Een onterechte en vooral ook onvruchtbare tegenstelling, die bovendien het feit veronachtzaamt dat ook onder economen al sinds eeuwen is nagedacht over het belang van natuur als productiefactor. Zo werd vruchtbaar land in de tweede helft van de achttiende eeuw door de toenmalig dominante school van economen, de fysiocraten, gezien als belangrijkste bron van welvaart. Later, in de periode van industrialisatie kwam weliswaar meer nadruk te liggen op de productiefactoren arbeid en kapitaal, maar in de naoorlogse periode – en vooral de periode na 1970 – is een herleving van de aandacht onder economen te zien voor de waarde en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Tegelijkertijd – vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw – zien we het ontstaan van de milieueconomie als apart terrein binnen de economie, gevolgd door de opkomst van de ecologische economie vanaf het einde van de jaren tachtig.
Schaarste
Voor economen is het sleutelwoord bij natuurlijke hulpbronnen schaarste. Doelmatig gebruik van schaarse middelen – om veronderstelde onbeperkte behoeften te bevredigen – ligt in het hart van de economische wetenschap. Waar geen schaarste is, is geen probleem. Wat echter schaars is, verandert in de tijd. Heel kort gezegd, in het pre-industriële tijdperk was dat vruchtbaar land, in de periode van industrialisatie man-made kapitaal, infrastructuur en (geschoolde) arbeid, en in de tweede helft van de twintigste eeuw in toenemende mate planet-achtige zaken als land, delfstoffen, schone lucht en schoon water, kortom de natuurlijke hulpbronnen. Technische vooruitgang en het ontginnen van nog niet benutte reserves, zoals die op het Amerikaanse en Australische continent, waren niet meer in staat de vraag van de groeiende en steeds welvarender wereldbevolking volledig te compenseren. De maatschappij begon in te teren op het natuurlijk kapitaal.
Waarderingsmethoden
Als gevolg van deze veranderende schaarste-verhoudingen verschoof de preoccupatie van het economisch denken: van de 18de eeuwse fysiocraten naar de 19de en 20ste eeuwse klassieken en neo-klassieken, en ten slotte naar de milieueconomie en de ecologische economie in de afgelopen decennia. Omdat markten bij het natuurlijk kapitaal niet bestaan of slecht functioneren, zijn binnen deze laatste modern-economische stromingen diverse waarderingsmethoden ontwikkeld om toch tot optimale allocatie van – in dit geval – het schaarse natuurlijk kapitaal te komen of tenminste tot onderbouwde beslissingen hierover.
Natuurlijk kapitaal
Rapport 123 analyseert en beschrijft natuurlijk kapitaal en zijn ecosysteemdiensten vanuit een algemeen economisch perspectief, en is bedoeld als een beknopte, maar voldoende complete, introductie voor wetenschappers uit andere sociale wetenschappen en beleidsgerichte biologen en ecologen en andere natuurwetenschappers.