
Project
Monitoring van de levensvatbaarheid van dierpopulaties
Het onderzoek naar monitoring van de levensvatbaarheid van populaties richt zich voornamelijk op de overlevingskansen van gefragmenteerde en/of geïsoleerde populaties.
In dergelijke populaties is het aantal individuen vaak zo laag dat de genetische variatie beperkt is en door toevalsprocessen verder blijft afnemen. Daarmee verliest de populatie het vermogen zich aan te passen aan een veranderd milieu. Ook ligt inteelt op de loer en daarmee een risico op verlies van individuele vitaliteit en reproductiesucces. Door de genetische variatie en verwantschap van de aanwezige individuen in beeld te brengen, kunnen we een inschatting maken van de ernst van deze risico’s en bepalen wat de minimale populatiegrootte zou moeten zijn. Op basis van individuele DNA-profielen kunnen we de populatiegrootte schatten en territoria in kaart brengen. Via ouderschapsanalyses kunnen we het reproductiesucces van individuen bepalen. Dit levert een schat aan informatie op over het sociale gedrag van diersoorten, maar is ook essentieel voor het beheer van kweekgroepen of ge(her)introduceerde populaties.
Voorbeelden monitoring levensvatbaarheid populaties
De herintroductie van de otter in de Wieden/Weerribben
Sinds in 2002 een nieuwe populatie otters (Lutra lutra) in ons land werd uitgezet, heeft Wageningen Environmental Research (Alterra) de status van deze populatie nauwgezet gevolgd. Nadat de eerste dieren waren gevolgd met behulp van zenders, werd overgestapt op non-invasive genetische monitoring via spraints (otter-uitwerpselen). Op deze manier konden de dieren langer worden gevolgd en konden meer dieren tegelijk worden gevolgd met beperkte kosten.
Sinds juli 2002 werden meer dan duizend spraints verzameld en geanalyseerd in het lab, ter bepaling van een genetisch profiel. Op basis daarvan kon een stamboom worden gemaakt, die uitwees dat slechts een klein deel van de aanwezige mannen verantwoordelijk was voor een groot deel van het nageslacht (sterke dominantie). De verwantschap tussen dieren, en daarmee het inteelt-niveau, loopt op. Dit is een belangrijk signaal dat voor de Nederlandse populatie ‘vers bloed’ nodig is, ofwel via aanvullende introducties, of door uitwisseling tussen populaties tot stand te brengen.
De hamster in Zuid-Limburg
Ten gevolge van intensivering van de landbouw raakte de Europese hamster (of: Korenwolf; Cricetus cricetus) bijna uitgestorven in ons land. In 1999 werden de laatste 15 hamsters gevangen ten behoeve van een fokprogramma. Sinds 2002 worden in gevangenschap gefokte hamsters weer uitgezet. Het programma werd gecombineerd met een genetische studie. Een vergelijking met historische exemplaren (afkomstig uit de collectie van NCB/Naturalis) en buitenlandse populaties, liet zien dat de huidige populatie een veel lagere diversiteit had. Bovendien is gebleken dat ze tegenwoordig genetisch veel meer gedifferentieerd is van naburige populaties in België en Duitsland dan dat vroeger het geval was. Dit bood argumenten om ook naburige populaties als donor te gebruiken voor het verhogen van de genetische basis van het fokprogramma, en toonde de noodzaak aan van het herstel van uitwisseling tussen populaties en uitbreiding van het leefgebied.
Monitoring van de korhoen
Door verlies van geschikt leefgebied is het aantal korhoenders (Tetrao tetrix) in Nederland drastisch afgenomen. Momenteel overleeft slechts een handvol korhoenders op de Sallandse Heuvelrug. Ondanks maatregelen, zoals het creëren van meer leefgebied en het reguleren van het toerisme, groeit de populatie nog altijd niet. Onder meer om na te gaan in hoeverre inteelt-depressie ten grondslag zou kunnen liggen aan dit probleem, onderzocht Wageningen Environmental Research (Alterra) de hoeveelheid genetische variatie en onderlinge verwantschap van de Sallandse korhoenders en vergeleek deze met de historische populatie (op basis van museum-exemplaren) en andere Europese populaties. Evenals bij de hamster lieten de resultaten zien dat, waar de Sallandse populatie vroeger sterk verwant was aan alpine populaties, zij nu sterker is gaan afwijken. Ook is de hoeveelheid variatie sterk afgenomen.