Nieuws

Eindrijping van het sperma gebeurt bij vogels later dan bij zoogdieren

Published on
16 juni 2022

Bij de meeste zoogdieren rijpen de zaadcellen in de testis en de bijbal (een orgaan dat met de testis verbonden is). Echter, bij hanen, en mogelijk ook bij andere vogelsoorten, vindt de definitieve rijping plaats in de zaadleiders (de kanalen die het sperma van de bijbal naar het ejaculatieorgaan vervoeren). Dit werd aangetoond in een recente studie waaraan Wageningse Animal Breeding and Genomics (WUR-ABG) onderzoekers hebben meegewerkt.

Belang van de eindrijping van zaadcellen

Zaadcellen ondergaan een eindrijping waarbij onder andere het chromatine (DNA en andere eiwitten) van de celkern (in de sperma kop) verpakt en gestabiliseerd wordt. De verpakking van het chromatine beïnvloedt de vorm van de spermakop, waardoor de kwaliteit en de aard van de spermabeweging worden beïnvloed (hetgeen rechtstreeks van invloed is op het vermogen van het sperma om de plaats van de bevruchting te bereiken), beschermt het sperma tegen beschadiging door mechanische, chemische of thermische stress, en geeft de spermakop voldoende stijfheid om de eicel te penetreren.

Beter inzicht in de rijping van sperma bij vogelsoorten

In de recente studie werden zaadcellen van verschillende plaatsen van het mannelijk genitaal kanaal (testis, drie secties van de zaadleiders, en ejaculaat) onderzocht. Uit de resultaten bleek dat het aandeel van zaadcellen met voltooide rijping (chromatine packing) significant hoger is aan het eind van de zaadleider dan aan het begin. Bovendien bleek uit deze studie dat het weefsel van de zaadleiders gebieden bevat waar de spermacellen zich ophopen en intiem contact hebben met klieren die zaadleidersvloeistoffen produceren, wat de sleutel kan zijn voor de juiste rijping van vogel-zaadcellen. Deze bevindingen wijzen op het belang van de doorgang van sperma door de zaadleiders voor de rijping van zaadcellen en de bevruchtingscapaciteit, en verbeteren daardoor ons begrip van de fysiologie en de vruchtbaarheid van vogels.

Deze studie werd uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor Landbouw- en Voedselonderzoek en Technologie (INIA), een Nationaal Centrum dat geïntegreerd is in het Staatsagentschap van de Spaanse Nationale Onderzoeksraad (CSIC), in samenwerking met Wageningen University & Research , het Nationaal Instituut voor Onderzoek in Landbouw, Voedsel en Milieu (INRAE) en de Autonome Universiteit van Mexico (UNAM). De werkzaamheden werden gedeeltelijk gefinancierd door het project IMAGE 677353.