
Nieuws
Inkomen fors lager zonder derogatie
Nederland bouwt de derogatie stapsgewijs af naar 2026. Binnen een pilot zijn twee Koeien en Kansen-bedrijven al in 2023 gestopt met derogatie en werkten zij ook in 2024 zonder derogatie. Wanneer beide bedrijven bij geen derogatie volledig de afgevoerde NPK uit drijfmest compenseren met kunstmest en daarnaast geen graslandsubsidie ontvangen, daalt het inkomen op deze bedrijven met 500 tot 580 euro per ha. Milieuvoordeel lijkt vooral te liggen bij de vermindering van ammoniakemissies.
Afbouw derogatie
Nederland heeft van de EU geen verlenging gekregen voor de bestaande derogatie, waardoor de overheid heeft besloten deze stapsgewijs af te bouwen. In 2022 mochten bedrijven met ten minste 80% grasland op de meeste zandgronden nog 230 kg N/ha dierlijke mest plaatsen en op de overige gronden 250 kg N/ha. Vanaf 2023 wordt de plaatsingsruimte voor dierlijke mest geleidelijk afgebouwd naar maximaal 170 kg dierlijke N/ha in 2026. Voor grond in waterwingebieden en in Natura 2000-gebieden (en bepaalde omliggende zones) geldt geen afbouw, maar was vanaf 2023 al een verlaagde gebruiksnorm van 170 kg N/ha van kracht. In 2024 zijn de ‘met nutriënten verontreinigde gebieden’ (NV-gebieden) fors uitgebreid. In deze gebieden is de norm in 2024 ook al lager dan in andere gebieden zonder beperkingen. De gebruiksnormen voor dierlijke mest in 2024 waren als volgt:
- Percelen in grondwaterbeschermingsgebieden en percelen in en rond Natura 2000 gebieden: 170 kg N/ha
- Percelen in NV-gebieden: 210 kg N/ha
- Percelen in overige gebieden: 230 kg N/ha
Compensatie lagere gebruiksnorm bij derogatie
Bedrijven die derogatie aanvragen en te maken krijgen met een lagere gebruiksnorm voor dierlijke mest dan in 2022 hadden de mogelijkheid om in 2024 compensatie aanvragen voor mest die ze ten opzichte van de gebruiksnorm van 2022 minder konden toedienen. Per 10 kg N lagere plaatsingsruimte voor dierlijke mest was €50,- compensatie beschikbaar. Dus als een bedrijf in 2022 nog 250 kg N/ha uit dierlijke mest kon plaatsen en in 2024 maar 230 kg N/ha, dan was 2 * € 50 = €100,- compensatie per ha beschikbaar. Bedrijven in NV-gebieden en in grondwaterbeschermingsgebieden die in 2022 derogatie kregen, hadden recht op een hogere compensatie, omdat de plaatsingsruimte op die grond in 2024 verder was gedaald.
Pilot Koeien en Kansen
Om in beeld te krijgen wat de gevolgen zijn van afschaffen van derogatie, is het project Koeien & Kansen gestart met een pilot, waarbij 2 Koeien & Kansen-bedrijven geen gebruik van de afbouw van normen maken en direct in 2023 zijn gestopt met derogatie. Ook in 2024 werkten deze bedrijven zonder derogatie, net als twee deelnemers aan het project: het biologische melkveebedrijf en De Marke. Zij maken eveneens al jaren geen gebruik van derogatie. Het project onderzoekt wat de gevolgen voor de bedrijfsvoering, waterkwaliteit, economie en andere milieuparameters zijn. De gevolgen voor de waterkwaliteit maken deel uit van een langduriger onderzoek en kunnen dus nog niet beschreven worden.
In tabel 1 zijn een aantal globale kengetallen van de beide pilotbedrijven weergegeven voor 2024.e
Deze tabel laat zien dat bedrijf 1 met 112 koeien en 46 ha land het bouwplan in de situatie met en zonder derogatie gelijk houdt (13% bouwland). 57% van de grond ligt op dit bedrijf in een grondwaterbeschermingsgebied zodat bij derogatie de gemiddelde gebruiksnorm niet uitkomt op 230 kg N/ha in 2024 maar op 196 kg N/ha (op grond in grondwaterbeschermingsgebied is de norm 170 kg N/ha, ook bij derogatie). Bij geen derogatie is de norm 170 kg N/ha voor alle grond. Wanneer dit bedrijf geen derogatie toepast moet 330 ton mest meer worden afgevoerd dan bij derogatie. De prijs voor mestafzet op dit bedrijf is € 24/ton.
Ook bedrijf 2, met 142 koeien op 76 ha grond, verandert het bouwplan niet. Door samen te werken met een naburige akkerbouwer kan de veehouder de gewenste hoeveelheid mais oogsten en voeren. Ook met derogatie. Bij derogatie is de plaatsingsruimte voor dierlijke mest 208 kg N/ha. Omdat het bedrijf voor 91% in NV gebied ligt geldt bij derogatie in 2024 voor de meeste hectares een gebruiksnorm van 210 kg N/ha, voor een ander deel is dit 230 kg N/ha en voor de grond waar de akkerbouwer mais op teelt was de gebruiksnorm 170 kg N/ha. Zonder derogatie moet dit bedrijf in 2024 bijna 670 ton mest meer afvoeren dan met derogatie. De gemiddelde prijs voor mestafzet is op dit bedrijf € 22,50 per ton in 2024.
Lager inkomen
Voor beide bedrijven die meedoen aan de pilot “geen derogatie in 2024” is een berekening gemaakt van de economische gevolgen per ha wanneer het bedrijf geen gebruik maakt van derogatie. Bij de berekeningen voor derogatie is uitgegaan van de gebruiksnormen die gelden voor gedeeltelijke ligging in een grondwaterbeschermingsgebied (bedrijf 1) en in een NV-gebied (bedrijf 2). Bij toepassen van derogatie is een compensatiebedrag van €50,- per 10 kg N meegenomen in de opbrengsten, ter compensatie van de verlaging van de gebruiksnorm in 2024 ten opzichte van de 250 kg dierlijke N/ha (generieke norm voor beide bedrijven in 2022). Ook is het uitgangspunt van de berekeningen dat de extra afvoer van NPK uit dierlijke mest volledig wordt gecompenseerd door NPK kunstmest. In de praktijk is dat bij beide bedrijven niet (geheel) gebeurt. Tabel 2 toont de resultaten van deze berekening.
Tabel 2 geeft weer dat het inkomen op bedrijf 1 met bijna € 580,- per hectare daalt wanneer het geen gebruik maakt van derogatie en geen graslandsubsidie ontvangt. Op bedrijf 2 is het inkomensverlies bijna € 500,- per hectare.
Er treden verschillen op bij de volgende posten:
- De graslandsubsidie, die bij derogatie kan worden aangevraagd, vervalt op beide bedrijven wanneer geen gebruik wordt gemaakt van derogatie. Op bedrijf 1 is de graslandsubsidie per hectare hoger dan op bedrijf 2, omdat op de mestplaatsingsruimte in 2024 lager was dan op bedrijf 2. Dit berdrag kan worden beschouwd als compensatie van verlaging gebruiksnormven 2024 ten opzichte van gebruiksnorm van 250 kg N per hectare die nog in 2022 gold.
- Wanneer alle stikstof, fosfaat en kali die extra wordt afgevoerd bij geen derogatie wordt gecompenseerd door NPK-kunstmest, dan stijgen de kunstmestkosten per hectare met ongeveer € 130,- op beide bedrijven. Ook nemen de kosten voor kunstmest strooien met ongeveer € 25,- per hectare toe.De loonwerkkosten voor het uitrijden van mest dalen met ongeveer € 25,- per hectare, omdat er minder mest mag worden toegediend bij vervallen van derogatie.
- De kosten voor mestafzet op bedrijf 1 stijgen met ruim € 170 per hectare, omdat er 26 kg N/ha minder mest kan worden geplaatst bij geen derogatie. Op bedrijf 2 stijgen de kosten voor mestafvoer met bijna € 200,- per hectare door 38 kg N/ha minder plaatsingsruimte. Per ton afgevoerde mest zijn de afvoerkosten op bedrijf 2 wel iets lager dan op bedrijf 1.
In de praktijk kleiner verschil
In tabel 2 komen forse inkomenseffecten van geen derogatie naar voren van 500 tot 600 euro per hectare. In de praktijk hebben de bedrijven de verschillen weten te verkleinen door onder andere geen of minder kali- en fosfaatkunstmest aan te voeren. Maar voor de langere termijn lijkt deze mineralenvoorziening wel noodzakelijk. Bovendien zijn vraagtekens te zetten bij de duurzaamheid van de graslandsubsidie. Blijft deze, of zal die in de situatie zonder derogatie afgebouwd worden?
Bedrijf 1 experimenteerde daarnaast in 2024 voor het eerst met strippen van mest. Dit was vooral nog experimenteren en pionieren. Hopelijk kan het bedrijf hier in de toekomst van profiteren en kan hiermee extra mestafvoer en aanvoer van kunstmest bespaard worden. Het economische resultaat van strippen is sterk afhankelijk van de subsidie die voor de stripper kan worden verkregen. Zonder subsidie verslechtert het resultaat van bedrijf 1 in tabel 2 met bijna € 165,- per hectare en met een grote investeringssubsidie zou het grootste deel van de kosten uit tabel 2 worden gecompenseerd (max. € 450 per hectare minder kosten).
Hogere mestafzetprijs
De inkomenseffecten van niet toepassen van derogatie komen in Tabel 2 voor 30 tot 40% door de hogere kosten voor mestafvoer. Door een groter aanbod van mest op de mestmarkt bij verlagen van gebruiksnormen neemt de prijs voor afgevoerde mest toe. Ten opzichte van 2023 is in dit artikel ongeveer met een €6,- per ton hogere mestafzetprijs gerekend voor 2024. Mogelijk stijgt de mestafzetprijs in de toekomst nog verder wanneer nog meer mest op de markt komt. Bij hogere mestafzetprijzen is het goed mogelijk dat stopzetten van de derogatie in de toekomst tot meer dan € 600,- per hectare inkomensverlies zal leiden.
Effecten vervallen derogatie vanaf 2026
In dit artikel zijn de effecten voor vervallen van derogatie voor twee specifieke Koeien en Kansen-bedrijven in 2024 weergegeven. De economische gevolgen van vervallen van derogatie vanaf 2026 moeten anders worden berekend dan in 2024 omdat de compensatieregeling in 2026 is vervallen. Ten opzichte van de derogatienorm in 2022 (250 kg N/ha op de pilotbedrijven en 230 kg N/ha op veel andere zandbedrijven) zal in 2026 een groter verschil in mestafvoer en kunstmestaanvoer plaatsvinden wanneer de derogatie is vervallen. Het economisch effect zal sterk afhangen van de mestafvoerprijs op dat moment, maar met de afzetprijzen van 2024 daalt het inkomen in 2026 op beide bedrijven ook met € 500 tot € 600 per ha ten opzichte van een situatie met derogatie zoals in 2022 (250 kg N/ha).
Effect geen derogatie op milieuprestaties
Naast de economische effecten is in de studie ook gekeken naar de invloed die afschaffen van derogatie heeft op de milieuprestaties. Door meer mest af te voeren en meer kunstmest aan te voeren daalt het stikstofbodemoverschot op beide bedrijven met 10 tot 15%. Ook daalt de ammoniakemissie op beide bedrijven met ongeveer 5% omdat er minder dierlijke mest wordt uitgereden. De overige duurzaamheidskenmerken veranderen niet of nauwelijks. Het is nog wel de vraag welke invloed vervallen van derogatie op langere termijn voor de gewasopbrengst en de waterkwaliteit heeft.