Impact story

De bijvangst van garnalenvisserij in kaart brengen samen met vissers

Ondanks dat er weinig beheerstrategieën voor de garnalenvisserij in de Noordzee bestaan en de doelsoort gewone of grijze garnalen (‘Noordzeegarnaal’, Crangon crangon) geen quota heeft, geldt de aanlandplicht sinds 1 januari 2019 wel voor de door de garnalenvisserij bijgevangen gequoteerde soorten (schol, haring, tong, schar, kabeljauw, wijting etc.). Vanuit Duitsland, gesteund door Nederland en Denemarken is gepleit voor een uitzondering ten behoeve van de garnalenvisserij met de boomkor in de Noordzeegebieden langs de Belgische, Nederlandse en Duitse kust. Deze is vanaf 1 januari 2019 voor de duur van drie jaar toegekend.

Bijvangst in kaart brengen

Voorwaarde voor het verkrijgen van de uitzondering was het optuigen van een sampling-programma om de bijvangst van gequoteerde soorten in kaart te brengen. Om voor de vrijstelling in aanmerking te komen mag het bijvangstpercentage, van alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden, niet meer dan 6% en vanaf 2023 niet meer dan 5% bedragen.

Daarom heeft het ministerie van LNV aan onderzoekers van Wageningen Marine Research de opdracht gegeven om in de periode 2021-2023 de bijvangst via zelfbemonstering van vissers representatief in kaart te brengen, en een vrijstelling van de aanlandplicht in de Nederlandse garnalenvisserij wetenschappelijk te onderbouwen.

Het monster is uitgezocht: alle soorten zijn geïdentificeerd en gewogen, de lengte van de vis is genoteerd. Foto: Anna-Marie Winter
Het monster is uitgezocht: alle soorten zijn geïdentificeerd en gewogen, de lengte van de vis is genoteerd. Foto: Anna-Marie Winter

Hoe krijgen we een representatief beeld van de bijvangst?

Inmiddels doen er 14 schippers mee aan het Nederlandse zelfbemonsteringsprogramma om de tussen de seizoenen en gebieden variërende vangsten – garnalen en bijvangst - in kaart te brengen. De onderzoekers hopen het aantal schepen nog te kunnen uitbreiden. Meerdere vissers hebben al interesse getoond om deel te nemen. De Nederlandse Vissersbond helpt bij de werving van de vissers en vergoedt de monstername.

In de onderzoeksopzet wordt ervan uitgegaan dat er in het project 100 reizen per jaar, verspreid over de visserijgebieden van de vloot, kunnen worden gemaakt. Dit moet tot een resultaat van 200 monsters per jaar leiden. Inmiddels hebben sinds het najaar van 2021 30 bemonsteringsreizen plaatsgevonden, die zestig bemonsteringen hebben opgeleverd.

De door de vissers zelf verzamelde en aangelande tien liter zelfbemonsteringen bevatten een afspiegeling van de vangstsamenstelling, en worden direct na de vangst verwerkt, gewogen en deels gemeten in het laboratorium van Wageningen Marine Research.

Daarnaast houden de vissers voor elke trek van de bemonsteringreis het gewicht van de totale vangst en aanlandingen bij. Samen met deze gegevens wordt zo de bijvangst in kaart gebracht.

In april/mei 2022 worden de eerste resultaten van het onderzoek aan het ministerie en wetenschappers vanuit Denemarken en Duitsland gepresenteerd.

Het monster wordt van de totale ongesorteerde vangst genomen, waar voor de verkoop geschikte maatse garnalen nog van de rest moet worden gescheiden. De samenstelling van de ongesorteerde vangst en de aandelen garnalen en bijvangst kunnen erg verschillen. Foto: Tomasz Zawadowski.
Het monster wordt van de totale ongesorteerde vangst genomen, waar voor de verkoop geschikte maatse garnalen nog van de rest moet worden gescheiden. De samenstelling van de ongesorteerde vangst en de aandelen garnalen en bijvangst kunnen erg verschillen. Foto: Tomasz Zawadowski.

Samenwerking Denemarken en Duitsland

Denemarken, Duitsland en Nederland zijn de drie grootste garnalenvisserijen in Noordzee. Hiervan is Nederland de grootste visserij (in kilogrammen vangst) sinds bijna twintig jaar. Meer dan de helft van de 25-35.000 ton garnalen die wordt aangeland komt van de Nederlandse vloot (circa 200 kotters).

Ook in Denemarken en Duitsland zijn in samenwerking met de garnalenvisserij vergelijkbare onderzoeksprojecten opgezet. Deze drie EU-lidstaten hebben een onderzoeksprogramma op elkaar afgestemd en zullen een aanvraag voorbereiden voor de vrijstelling van de aanlandplicht. In internationale bijeenkomsten vergelijken onderzoekers en visserijorganisaties de resultaten met elkaar.