Nieuws

Geen overconsumptie van voedsel door schelpdieren in de Oosterschelde

article_published_on_label
24 oktober 2019

Uit nieuw onderzoek door Wageningen Marine Research blijkt dat de draagkracht van het Oosterschelde-ecosysteem voor schelpdieren momenteel niet onder druk staat. Lokale voedselcondities en draagkracht-indicatoren wijzen erop dat de totale hoeveelheden schelpdieren, inclusief kweekmosselen, weinig effect hebben op de populaties micro-algen.

Eerdere studies

Eerdere studies concludeerden dat er aanwijzingen waren dat er in de Oosterschelde sprake was van overbegrazing. Dat houdt in dat er zo veel micro-algen worden gegeten zodat de groei (aanwas) van de algen daardoor wordt afgeremd. De omvang van het schelpdierbestand is dan te groot, met als conclusie dat de draagkracht was bereikt. Deze inzichten hebben tot op de dag van vandaag gevolgen gehad voor het beheer en de omvang van commerciële schelpdierenkweek in de Oosterschelde.

Sindsdien hebben veranderingen plaatsgevonden waardoor de graasdruk door met name oesters mogelijk weer is afgenomen. Zo is het oesterherpesvirus actief, heeft de oesterboorder zijn intrede gedaan, en zijn er gerichte acties geweest om wilde Japanse oesters weg te vissen. De vraag is in welke mate dit heeft geleid tot een afname van het schelpdierbestand, en of er daarmee geen sprake meer is van overbegrazing. Het eerdere draagkrachtonderzoek is daarom door Wageningen Marine Research geëvalueerd en met de nieuwste gegevens geactualiseerd. Daarbij is specifiek gekeken naar de ontwikkelingen in schelpdierbestanden en voedselbeschikbaarheid in de afgelopen jaren (2010-2016). 

Schelpdierbestand varieert van jaar tot jaar

Een afnemende groei van micro-algen (primaire productie) en afnemende vleesgehalten van gekweekte mosselen in de Oosterschelde vormden, samen met een geschatte toename van het wilde oesterbestand, de belangrijkste aanwijzingen om aan te nemen dat in de jaren vóór 2010 de draagkracht onder druk stond. Sinds die tijd zijn er geen primaire productie metingen meer uitgevoerd. De mosselvleesgehalten zijn weer toegenomen, wat erop duidt dat er voldoende voedsel voor de mosselen en overige schelpdieren aanwezig is geweest.

Het oesterbestand wordt sinds 2012 jaarlijks systematisch geïnventariseerd. Op basis van deze nieuwe metingen kon ook een herberekening van het oesterbestand in eerdere jaren worden uitgevoerd. Hieruit bleek dat de bestandsomvang van oesters kleiner is dan waar eerder van uit werd gegaan. De totale graasdruk door alle schelpdieren samen ligt daarmee lager dan eerder werd aangenomen. Deze nieuwe inzichten leiden tot andere conclusies over de draagkracht voor schelpdieren.

De huidige studie laat zien dat het totale schelpdierbestand en daarmee de totale graasdruk op micro-algen, varieert van jaar tot jaar. Er zijn echter geen duidelijke toe- of afnemende trends. De oesterboorder en het herpesvirus hebben weliswaar geleid tot een afname van het oesterbestand, maar dit leidde niet tot een substantiële daling van de graasdruk van het gehele schelpdierbestand. Dit komt omdat de mosselen die gekweekt worden de grootste bijdrage leveren aan de graasdruk in de Oosterschelde. Er zijn geen aanwijzingen dat de schelpdieren, inclusief de gekweekte mosselen, directe invloed uitoefenen op de productiviteit van het Oosterschelde ecosysteem en het actuele voedselaanbod. Meer schelpdieren lijken vooralsnog niet direct tot een lagere micro-algen populatie te leiden.

Monitoring van het voedselweb nodig

Uit deze nieuwe studie blijkt ook het belang van monitoringsreeksen. Primaire productie is een belangrijke maatstaf voor de aanwas van populaties micro-algen, en is daarmee een essentiële indicator voor draagkracht voor schelpdieren. Sinds 2010 wordt de primaire productie niet meer structureel gemeten in de Oosterschelde. Ook de herberekening van het oesterbestand op basis van de jaarlijkse bemonstering geeft de relevantie van monitoring weer. Wanneer we iets over het functioneren van het ecosysteem willen zeggen, is het van belang dat de belangrijkste schakels uit het voedselweb goed in beeld zijn. Dit begint bij goede informatie over primaire productie en de consumenten daarvan. Tenslotte zouden de draagkrachtanalyses in de toekomst op een kleinere ruimtelijke en temporele schaal uitgevoerd moeten worden. Zodat recht gedaan wordt aan de ruimtelijke heterogeniteit die het ecosysteem in de Oosterschelde kenmerkt.