Populatie Gewone Zeehonden in de Waddenzee

Gedetailleerde aantallen en ruimtelijke verspreiding van gewone zeehonden in de Nederlandse Waddenzee.

De tellingen van gewone zeehonden op zandbanken in de Waddenzee worden jaarlijks internationaal tussen Nederland, Duitsland en Denemarken gecoördineerd en gerapporteerd. In 2024 zijn er 23.772 gewone zeehonden in de internationale Waddenzee geteld (Galatius et al. 2024). Dit betekent een toename van 5% ten opzichte van de telling in 2023 (Galatius et al. 2023). Echter, net als de tellingen van 2022 en 2023, is dit aantal lager dan alle tellingen uit de periode 2012-2021, wat wijst op een afname in de populatie sinds deze periode.

Na het sluiten van de jacht halverwege vorige eeuw werd er tot 2012 een continue groei in de populatie gemeten, welke twee keer door een virusepidemie in 1988 en 2002 werd onderbroken (Brasseur 2018). Sinds 2012 is er een andere trend in het populatieverloop waarbij de populatie nagenoeg stopte met groeien. Het uitblijven van groei in de periode van 2012 tot 2021 trad op, ondanks een jaarlijkse toename in het aantal pups van ongeveer 7.000 in 2012 naar 10.903 pups in 2021. Vanwege mogelijke variaties in individuele tellingen, moeten lange termijn trends worden onderzocht in plaats van jaarlijkse schommelingen. Toch vertegenwoordigen de tellingen van 2024 het derde opeenvolgende jaar met aanzienlijk lagere aantallen. Na een exponentiële toename van 9% per jaar tussen 2003 en 2012 en een stabiliserende trend (+1% per jaar) van 2012 tot 2020, is er sinds 2020 een dalende trend van -5% per jaar (Galatius et al. 2024).

In 2022 daalde het aantal getelde pups met 22% en ondanks een lichte groei werden er in 2023 ongeveer evenveel pups geteld als in 2017 (Galatius et al., 2023). In 2024 is echter weer een daling waargenomen (-12%) (Galatius et al. 2024). De resultaten van het afgelopen decennium wijzen op een verandering in de populatietrend en een afname van de gewone zeehondenpopulatie in de Waddenzee gedurende de afgelopen vijf jaar. Onderzoek is nodig om de onderliggende mechanismen van deze veranderingen te begrijpen.

De ontwikkelingen in de Nederlandse Waddenzee volgen dezelfde trend als die in de internationale Waddenzee. Hieronder worden de hoogste aantallen getelde zeehonden in de Nederlandse Waddenzee gepresenteerd. Deze kunnen afwijken van de internationaal gerapporteerde cijfers, die worden gebruikt om het totale aantal gewone zeehonden in de internationale Waddenzee te bepalen. In augustus 2024 zijn in de Nederlandse Waddenzee tijdens de verharing 7.475 gewone zeehonden geteld, een toename van 264 ten opzichte van de telling in 2023. Sinds 2012 is de trend aanzienlijk veranderd. Tot dat jaar groeide de populatie met meer dan 10% per jaar. Daarna is de groei tijdens de verharing tot stilstand gekomen.

Om inzicht te geven in de verspreiding van de zeehonden in de Nederlandse Waddenzee, is het gebied opgedeeld in 12 deelgebieden (Figuur 1, gebieden 1 t/m 11 en gebied 13). Deze gebieden worden van elkaar gescheiden door wantijen: ondiepe zones die bij laagwater lastig over te steken zijn. In Figuur 2 worden de jaarlijkse tellingen tijdens de verharing in augustus per deelgebied weergegeven vanaf 2003. De bijbehorende gegevens kunnen onderaan de pagina worden gedownload

Figuur 1: Verdeling van de Nederlandse Waddenzee in de telgebieden.
Figuur 1: Verdeling van de Nederlandse Waddenzee in de telgebieden.
Figuur 2. Aantal getelde gewone zeehonden in de Nederlandse Waddenzee (grijze kolommen) en in de Nederlandse deelgebieden (gekleurde lijnen) vanaf 203 tot 2024.
Figuur 2. Aantal getelde gewone zeehonden in de Nederlandse Waddenzee (grijze kolommen) en in de Nederlandse deelgebieden (gekleurde lijnen) vanaf 203 tot 2024.

Reden van afname in getelde aantallen

Dankzij de jaarlijkse zeehondentellingen in de Internationale Waddenzee kan het verloop van deze unieke populatie worden gevolgd. Migratie, geboorte en sterfte zijn de factoren die de populatiegrootte en trends bepalen. Migratie naar andere gebieden lijkt niet aan de orde, aangezien in de omringende populaties er geen groei wordt waargenomen (ICES 2024). Op basis van de hoge aantallen pups lijkt ook de geboorte niet direct het probleem te zijn. Mogelijk is er een probleem met de overleving van met name de jonge dieren, of is de telling beïnvloed door een verandering in gedrag van de zeehonden, of wellicht een combinatie hiervan. Aanvullend onderzoek is echter nodig deze hypothesen te toetsen en de waargenomen veranderingen te verklaren.

Dit onderzoek zou zich kunnen richten op:

  • Veranderingen detecteren in het habitat in beschikbare ruimte of voedsel. Deze zouden invloed kunnen hebben op de overleving van de jongen, maar ook het gedrag van zeehonden en daarmee ook de tellingen. Zo zou de timing, duur of frequentie van zeehonden op de zandbanken kunnen veranderen, waardoor een ander deel van de populatie zou worden geteld.
  • De mogelijke doodsoorzaken van zeehonden. Hiervoor zou de registratie van de dood gevonden zeehonden moeten worden verbeterd, en onderzoek gedaan moeten worden naar de doodsoorzaak. Mogelijk geeft dit een beeld van de algemene toestand van dieren (ziekten, ondervoeding etc.), maar ook van heersende doodsoorzaken (natuurlijke en menselijke factoren).

Telperiode

Het tellen van de gewone zeehondenpopulatie vindt op twee periodes plaats; tijdens de geboorte (mei-juli) en wanneer de dieren verharen (augustus). Om een goed beeld te krijgen van het aantal geboren zeehonden en het moment van de geboortepiek wordt er drie keer in de geboorteperiode geteld. Tijdens de vliegtuigtellingen wordt onderscheid gemaakt tussen de pups en de volwassen dieren. Uit de tellingen blijkt dat de geboortepiek in de afgelopen 30 jaar een maand naar voren is geschoven (Reijnders, Brasseur, and Meesters 2010). Tijdens de verharingsperiode in augustus wordt twee keer geteld. Dan worden de jongen niet meer onderscheiden van de oudere dieren.

In Europa is afgesproken dat de maximumtelling in augustus wordt gebruikt om de populatieontwikkelingen in de verschillende jaren met elkaar te vergelijken (Ecological Quality Objectives, OSPAR). Dit is vooral omdat in veel gebieden alleen de verharende gewone zeehonden worden geteld. Echter, de zeehonden in de Waddenzee genieten een speciale bescherming (Convention of Migratory Species) en met de andere Waddenlanden (Duitsland en Denemarken) zijn afspraken gemaakt nauwkeurig te tellen, ook in de puptijd. Zo worden de tellingen in de drie landen gesynchroniseerd en gestandaardiseerd. Uit de twee augustustellingen van de drie Waddenlanden wordt de meest betrouwbare en volledige telling gebruikt als index voor de populatiegrootte in de gehele Waddenzee (zie

informatieblok rechts). Met deze index wordt de populatieontwikkeling voor het gehele gebied van jaar op jaar gevolgd. De tellingen van de hele internationale Waddenzee-populatie worden online gepresenteerd op de site van het Common Wadden Sea Secretariat. De tellingen op deze website zijn de maximumtellingen van Nederland. Deze kunnen iets afwijken van de maximumtellingen van de gehele Waddenzee, omdat de piek in aantallen per regio iets in tijd kan variëren. De totaal getelde aantallen zeehonden in Nederland, inclusief die in het Deltagebied staan op de site van het Natuurcompendium van het Planbureau voor de leefomgeving. Meer detail over telmethodes en resultaten worden besproken in een rapport uitgebracht over de aantallen gewone en grijze zeehonden sinds 2002 (Cremer et al. 2017).

Download

Referenties

Telresultaten ten opzichte van de werkelijke populatiegrootte

Hoeveel zeehonden uit de populatie op de kant komen is afhankelijk van een aantal factoren zoals de getijdecyclus, tijd van de dag, seizoen, weer, verstoring, tijdsduur waarin de zandbanken droogvallen, voedselbeschikbaarheid en periode waarin geboortes, zogen en paartijd vallen. Er blijkt een duidelijke seizoensinvloed te zijn op het aantal dieren dat wordt geteld. Bij gewone zeehonden worden de hoogste aantallen op de zandbanken waargenomen in de maand juni, en augustus. In beide periodes worden verschillende segmenten uit de populatie geteld. Tijdens de geboorte- en zoogperiode zien we vooral de zwangere vrouwtjes en de moederdieren met hun jongen. In augustus tijdens de verharingsperiode worden juist weinig jongen gezien, zij hoeven immers niet te verharen en zijn druk bezig te leren vis te vangen.

Uit het feit dat in de verschillende seizoenen andere groepen uit de populatie worden geteld is al af te leiden dat op geen enkel tijdstip in het jaar de gehele populatie op de zandbanken wordt gezien. Daarom is de telling een index, geen werkelijk aantal in het gebied. De index kan wel gebruikt worden om bijvoorbeeld de groei van de populatie te volgen. Wil je weten hoeveel dieren in het gebied aanwezig zijn, dan moet er gecorrigeerd worden voor de gemiste dieren. Uit onderzoek (o.a. Ries et al. 1998) is berekend dat tijdens de verharingstellingen ongeveer ⅓ van de populatie niet op de kant is als er geteld wordt en dus wordt de totale populatie met dat percentage onderschat