Project

Natuurbuffers: Natte Natuur

Sinds de zomer van 2020 is er gestart met het meten van CO2 en CH4 emissies op twee locaties in Noord-Nederland: de Onlanden en Polder Camphuys (beiden in Noord-Drenthe). Deze locaties worden bemeten in perioden van steeds 2-4 weken. Dit is gebeurt in samenwerking met vrijwilligers van Natuurmonumenten met supervisie van de onderzoekers. Eerste resultaten (in de nazomer en herfst) geven al een goed inzicht in de (grote) CO2 opname van deze moerassen en een eerste indruk van de meetbare, en variabele methaanemissie. Met name de metingen van methaanemissies zijn van groot belang voor het Nederlandse klimaatbeleid omdat er weinig vergelijkbare metingen zijn gedaan voor zoetwatermoeras en veennatuur in Noordwest Europa.

In het klimaatakkoord wordt naar mogelijkheden gezocht om met ontwikkeling en beheer van natte natuur de broeikasgasemissies naar de atmosfeer te reduceren, de opname daarvan te bevorderen en belangrijke koolstofvoorraden in hoogveen, laagveen, wetlands, kwelders en moeras te beschermen.

Binnen het Klimaatakkoord is een emissiereductie voor landgebonden broeikasgasemissies afgesproken van 1,5 Mt CO2-eq per jaar die is vast te stellen conform de EU LULUCF systematiek (Klimaatberaad, 2019)[i]. Een constatering van PBL is dat nog veel inspanningen nodig zijn om een effectieve monitoring methodiek te ontwikkelen voor dit onderdeel van het klimaatakkoord (Hekkenberg, 2019).[ii] Er is eerder ingeschat dat met natte natuur mogelijk een derde deel van deze ambitie realiseerbaar is. De pilots binnen de klimaatenveloppes van 2018 - 2020 hebben hiervoor nuttige ervaringen opgeleverd.

Een complicatie bij natte natuurprojecten op veen en zoete moeraszones is het risico op toenemende emissies van methaan (moerasgas), dat een veel sterkere broeikaswerking heeft en die CO2-vastlegging effectief weer deels teniet kunnen doen. Of dit risico van methaan emissies groot of klein is hangt af van het historisch landgebruik en de modificaties in het watersysteem. Dit BO project beoogt deze onzekerheid te verkleinen door het doen van meerjarige veldmetingen van koolstofdioxide en methaan op twee locaties in Noord-Nederland met verschillende vegetatie, hydrologische condities maar vergelijkbare bodem.

In de Green deal Nationale Koolstofmarkt[iii] wordt gerekend met een verband tussen de gemiddelde jaarlijkse waterstand en de broeikasgasemissie uit veengrond, gebaseerd op compilaties van Fritz et al (2017)[iv] en Jarussinsky (2016)[v]. Echter deze relaties, gebaseerd op verspreide metingen met vooral bodemkamers, vertonen met name vanaf een waterstand van -30 cm opwaarts een grote onzekerheid terwijl we weten dat met name methaanemissies van veel, ook vegetatie-specifieke factoren en weersextremen, kunnen afhangen (Jacobs et al 2020)[vi]. Om al deze redenen is het wenselijk om de emissies specifieker te kunnen voorspellen uit meer gedetailleerde factoren per wetlandtype waarbij ook de dynamiek in waterstand en temperatuur een rol speelt. Real-time monitoring voor karakteristieke wetlandnatuurtypen is op dit moment een veelbelovend en realistisch perspectief (Kruijt, 2020)[vii].

De richtlijnen/handreikingen om de emissies en vastlegging van broeikasgassen uit (on)beheerde wetlands (inclusief coastal wetlands = kwelder) te rapporteren zijn in 2019 gewijzigd door IPCC. De meerjarige metingen uit deze pilot kunnen bijdragen aan het vaststellen van emissiefactoren die specifiek voor Nederland zijn (Tier 2). Op dit moment wordt over wetlands gerapporteerd in een Tier 1 benadering. Met name de methaan metingen in Noord-Nederland zijn van groot belang voor het Nederlandse klimaatbeleid omdat er weinig vergelijkbare metingen zijn gedaan voor zoetwatermoeras en veennatuur in Noordwest Europa (Jacobs, 2020).

De kennis over de broeikasgasbalans in veenweidegebieden met een meer landbouwkundig gebruik neemt in Nederland wel steeds meer een toe(vijf meetlocaties) onder coördinatie van het Nationaal Onderzoeksprogramma Veenweiden (NOBV).[viii] Het BO Klimaatenveloppe is op dit moment de enige pilot die onderzoekt wat de bijdrage van natuurontwikkeling en -beheer kan betekenen voor het klimaatakkoord. Binnen het NOBV wordt in 2021 daarnaast een nieuwe pilot gestart in de Weerribben (Vrije Universiteit) en Rijkswaterstaat gaat verkennen of soortgelijk onderzoek voor de grotere zoete oppervlaktewateren zinvol is in samenwerking met verschillende kennisinstellingen (Kosten & A.J. Veraart, 2020)[ix].

Publicaties