Expertise en advies genetische bronnen bomen

De biodiversiteit in natuur en landschap gaat al jaren achteruit. Het is daarom belangrijk om de nog aanwezige autochtone genenbronnen van bomen en struiken te behouden. Behoud van genetische diversiteit is cruciaal voor de veerkracht van bossen, voor aanpassing aan klimaatverandering en variatie in het landschap.

In de Flevopolder staat een proefveld vol boskersen. Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) test hier de mate van aangepastheid van herkomsten uit Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Engeland aan de Nederlandse omstandigheden. En hun groeivermogen, houtkwaliteit en gezondheid. Boskers is één van de vele bosboomsoorten waarover CGN informatie verzamelt in deze proeven. Ook loopt bijvoorbeeld een internationale beukenproef. CGN doet dit onderzoek voor de Rassenlijst Bomen om gebruikers bij de keuze van teeltmateriaal te kunnen adviseren.

Genetische karakterisering met SNP’s

Om variaties in het DNA van bomen in kaart te brengen, maakt CGN gebruik van moleculair genetisch onderzoek. SNP-genotypering wordt gebruikt om de genetische diversiteit in de genenbankcollecties verder in kaart te brengen en de collecties te optimaliseren. Bij de wilde appelcollectie onderzoeken we bijvoorbeeld of er geen kruisingen met de cultuurappel in zitten.

In situ behoud

CGN ondersteunt en stimuleert zowel het in situ (op de oorspronkelijke locatie) als het ex situ (in de genenbank) behoud van genetische diversiteit van inheemse bomen en struiken. Behoud van genetische diversiteit bij bomen en struiken wordt gecoördineerd in Europees verband (EUFORGEN). In de EUFGIS database is informatie te vinden over de door landen aangewezen “genen conserveringsunits”. Op die plekken groeien belangrijke populaties (autochtone) bomen en struiken, die daar ook oorspronkelijk voorkwamen.

Ex situ behoud: de genenbank

CGN doet ook de wetenschappelijke ondersteuning van de genenbank (ex situ behoud). Daar groeien meer dan 50 inheemse soorten bomen en struiken en 4790 accessies die van oorsprong in ons land voorkomen en waarvan de autochtone genenbronnen worden bedreigd. Onder meer de meidoorn, fladderiep, zwarte populier, de winterlinde, de kruisbes en de wilde appel zijn opgenomen in de genenbank. We ondersteunen Staatsbosbeheer bij de opbouw, instandhouding, optimalisatie van de collecties en verdere uitbreiding met aanvullende soorten. We gebruiken DNA-merkers om de genetische diversiteit en onderlinge verwantschappen tussen materiaal te karakteriseren. Zo kunnen we Staatsbosbeheer adviseren over het gescheiden houden dan wel samenvoegen van populaties en individuen.

"Nieuwe" boomsoorten

Naast bekende boomsoorten is er interesse in ‘nieuwe’ soorten’, zoals walnoot, boomhazelaar voor de aanleg van toekomstig bos. Deze kunnen interessant zijn voor gebruik in Nederland, omdat deze boomsoorten mogelijk beter reageren op klimaatverandering. Maar er is ook een verhoogd risico op vorstschade. Om dit te onderzoeken heeft CGN twee proefvelden met notensoorten opgezet, waaronder ook hybriden.