
Project
Plastic in Stormvogels
Stormvogels zijn een goede indicatorsoort voor het monitoren van plastic in de Noordzee. Door middel van een groot netwerk van vrijwilligers kan er elk jaar worden aangetoond of beleid rondom plastic effectief is. Naast een jaarlijks rapport met de resultaten wordt er ook een vindersrapport uitgereikt aan de vrijwilligers. Deze persoonlijke terugkoppeling als onderdeel van citizen science stimuleert om verder te zoeken en bij te dragen aan het monitoringsonderzoek.
Plastics in stormvogelmagen
In 1979 werd voor het eerst plastic aangetroffen in de magen van een stormvogel die dood op een Nederlands strand was aangespoeld. Sindsdien zijn WUR-onderzoekers Jan Andries van Franeker, en later Susanne Kühn, betrokken bij het monitoren van de hoeveelheid plastic in gestrande stormvogels. Citizen science en de hulp van een groot netwerk van vrijwilligers is essentieel bij dit proces. Zo worden vogels over de hele kust van Nederland verzameld om in het lab onderzocht te worden.

Het project in het kort:
Het monitoren van de hoeveelheid plastic in de magen van stormvogels geeft een goede indicatie van de gesteldheid van de omgeving. In 2002 is de schaal daarom vergroot naar een Noordzee-breed onderzoek. Verschillende landen dragen bij aan het verzamelen van informatie over het plasticgehalte in de Noordzee door middel van het onderzoeken van dode, gestrande stormvogels. De stormvogel methode voor het monitoren van de stormvogel is ontwikkeld aan de WUR en is nu gestandaardiseerd binnen het EU-verband. Het onderzoek op dit niveau wordt aangestuurd door beleid. Door het monitoren van het plasticgehalte kan namelijk worden aangetoond of beleid effectief is of niet. Daarnaast speelt de emotionele verbinding met dieren een belangrijke rol voor het bewustzijn over de gevolgen van plastic zwerfvuil en stimuleert het mensen om bij te dragen.

Het verzamelen van dode stormvogels moet langs de gehele Nederlandse kust gebeuren en dat redden de onderzoekers niet zelf. Er zijn allerlei verschillende vrijwilligers die regelmatig op stranden komen: bijvoorbeeld jutters, mensen die met de hond lopen, en organisaties of anderen die een vriezer vrijhouden voor het invriezen van de dieren. De onderzoekers houden ook waarneming.nl goed in de gaten voor meldingen van dode stormvogels. Mensen uit het netwerk worden dan gevraagd of zij de vogel op kunnen halen, of de vinder zelf wordt gevraagd om het dier mee te nemen. De mensen die daarvoor open staan, worden door een maillijst op de hoogte gehouden. Sommige vrijwilligers zijn zo al meer dan 30 jaar betrokken bij het project.
Terugkoppeling naar burgers: vindersrapporten

Eenmaal naar een vriezer gebracht is niet het einde van het verhaal voor de vrijwilligers. Bij de vondsten zit namelijk altijd een label met informatie over waar de vogel is gevonden, wanneer en door wie. Naast een jaarlijks rapport over de resultaten van het maagonderzoek ontvangen de vrijwilligers vervolgens ook een vindersrapport. Daarin worden de vinders bedankt en wordt er teruggekoppeld welke vogel er werd gevonden per persoon en wat de maaginhouden inhielden. Deze terugkoppeling maakt elke vondst persoonlijk en stimuleert de vrijwilligers om verder te zoeken.
Resultaten
Tegenwoordig is er een drempelwaarde opgesteld vanuit de EU. Niet meer dan 10 procent van de stormvogels mag meer dan 0,1 gram plastic in hun maag hebben. Het percentage vogels met meer dan 0,1 gram plastic in hun maag is afgelopen jaren nog boven de 50% geweest. Het plasticpercentage is gezakt in de laatste twintig jaar, maar er is dus zeker nog werk aan de winkel.
Wil je helpen als vrijwilliger? Bekijk dan de nodige informatie over hoe je de stormvogels oppakt.