Publicaties

Lage prevalentie van Paenibacillus larvae in bijenvolkeren in Nederland : vervolgstudie van 'Prevalentie van Paenibacillus larvae, veroorzaker van Amerikaans Vuilbroed in Nederlandse bijenstanden' in 2009

Valkenburg, Dirk-Jan; Graham, Heather; Dijkstra, Yvonne; Ruuls, Robin; Goossen, Helen; Counotte, Michel Jaques; Panziera, Delphine

Samenvatting

In 2005 is er een beleidswijziging doorgevoerd, die inhield dat de bijensector zelf verantwoordelijk was voor het uitvoeren van het draaiboek als sprake is van een verdenking van een uitbraak van Amerikaans Vuilbroed (AVB). Daaropvolgend is in 2008 een prevalentieonderzoek door Bijen@WUR uitgevoerd, dat diende als nulmeting. Slechts één van de 170 bijenstanden, waarvan bijenmonsters werden gecontroleerd op de aanwezigheid van Paenibacillus larvae, de veroorzaker van Amerikaans Vuilbroed, testte positief. Zes van de 190 honingmonsters, van dezelfde bijenstanden, bevatten ook sporen van de bacterie, waardoor de prevalentie op basis van honingmonsters op 3% uitkwam. In de vervolgstudie beschreven in dit rapport is na 15 jaar nogmaals een prevalentieonderzoek naar AVB uitgevoerd op basis van voederkransmonsters van in totaal 620 bijenvolkeren afkomstig van 223 deelnemende bijenstanden. In totaal testte één bijenstand positief op sporen van Paenibacillus larvae, waardoor de prevalentie van AVB in 2023 uitkwam op lager dan 1%. Op de betreffende bijenstand bleken de voederkransmonsters van twee van de drie geteste volkeren sporen te bevatten. Op zowel de positief geteste bijenstand, als in alle andere bijenstanden waren geen klinische symptomen waargenomen. Dit geeft aan dat in Nederland, vergeleken met andere Europese landen, Paenibacillus larvae zeer sporadisch voorkomt. De conclusie is dat de prevalentie van AVB sinds de beleidswijziging in 2005 niet is toegenomen en dat de sporadische uitbraken van AVB in overeenstemming zijn met de gevonden prevalentie van het onderzoek in 2008 en in 2023.