De ene boom is de andere niet

Normaliter komen bij ons op eik, wilg en berk veel meer insecten voor dan op de exoten zoals acacia, paardenkastanje en plataan. Hoe lang een boomsoort of een boomgeslacht in de geologische geschiedenis in een bepaald gebied aanwezig is speelt een grote rol. Hoe langer die periode, hoe meer insectensoorten zich in de loop van de evolutie hebben kunnen aanpassen.

Ook de natuurlijke dichtheid van bomen is een belangrijke factor. Hoe meer individuen van een bepaalde soort in een gebied voorkomen, des te meer insectensoorten zich aan die soort zullen aanpassen. Zo worden de bossen in Rusland gedomineerd door sparren waarop zo'n 120 insectensoorten leven, dat is driemaal zoveel als in het sparrenarme Engeland met slechts 40 insectensoorten. Maar, in Engeland leven 285 insectensoorten op eik wat bijna tweemaal zoveel is als de 150 soorten in het eikenarme Rusland. Hetzelfde geldt ook voor wilg, beuk en meidoorn. Anders ligt het voor hulst, linde, es en taxus want het aantal insecten hierop is voor Engeland en Rusland ongeveer hetzelfde. De verklaring is dat deze boomgeslachten weinig soortenrijk zijn en daarmee, taxonomisch gezien, in een isolement zitten. Door de beperkte hoeveelheid soorten waren er te weinig 'opstapjes' voor insecten om zich aan te passen.

In onze streken zijn de acacia, plataan en paardenkastanje arm aan insecten omdat hier van nature geen verwante soorten aanwezig zijn. Deze exoten kunnen bijna als 'steriel' beschouwd worden. Maar hoe langer ze hier zijn, hoe groter de kans is dat insecten ze ooit weten te koloniseren. Voorbeelden hiervan zijn de Plataanvouwmijnmot en zeer recent, de Paardenkastanjemineermot die als een vliegende storm door Europa trok.

Hoe anders is het met de insectenrijke inheemse populier, wilg en berk. De wilg is geen bosboom en daarom is de zomereik de koning van het bos - een bron van leven -want hij levert voedsel voor honderden insectensoorten. Op hun beurt dienen zij weer als voedselbron voor sluipwespen en roofwantsen (en vogels en kleine zoogdieren)waardoor er in totaal meer dan 420 insectensoorten op eik voorkomen - zie de tabel hieronder.

Insecten en mijten op bomen in Groot-Brittannië op inheemse en uitheemse boomsoorten
Wilg 450
Eik 423
Berk 334
Meidoorn 209
Populier 189
Den 172
Sleedoorn 153
Els 141
Iep 124
Appel 118
Hazelaar 106
Beuk 98
Fijnspar 70
Es 68
Linde 57
Lijsterbes 58
Esdoorn 51
Haagbeuk 51
Europese lariks 38
Jeneverbes 32
Hulst 10
Taxus 6
Insecten en mijten op geïntroduceerde bomen in West-Europa
Amerikaanse eik 12*
Tamme kastanje 11
Walnoot 7
Acacia 2
Bron: Kennedy & Southwood, 1984