Longread

De verbinding stad-land herstellen


Jan-Eelco Jansma en Marcel Vijn verbinden de stad en het platteland in hun werk. Burgers zoeken de verbinding met de boer, de boer die met de burger. Behalve om voedsel draait het bij de nieuwe verbindingen om andere behoeften. Volgens de onderzoekers zorgt de verbinding voor spannende vernieuwing.

De nieuwe wijk Oosterwold van Almere en Zeewolde is een voorbeeld van hoe je de nieuwe verbindingen van stad en platteland kunt uitwerken. Hier kunnen Marcel Vijn en Jan-Eelco Jansma bij uitstek laten zien wat mogelijk is als stadsontwikkeling en agrarische activiteiten samenkomen. Volgens Jansma vindt hier stedelijke ontwikkeling plaats met echte impact: stad en landbouw worden hier op grote schaal verbonden. De onderzoekers volgen wat deze stedelijke ontwikkeling doet met de stad en de mensen die daar wonen. “We zien hier stadslandbouw die onderdeel is van deze nieuwe wijk.” Andere gemeentes kijken nieuwsgierig mee, want er ontstaat nieuwe dynamiek op basis van ondernemend burgerschap.

Jan Eelco Jansma. Foto: Ruud Ploeg
Daar waar de stad komt zou de landbouw moeten gaan floreren
Jan Eelco Jansma

Volgens Vijn komt de behoefte aan initiatieven van burgers met boeren voort uit interesse van consumenten in voedsel. “Daarvoor gaat die consument zich verdiepen in de producent, de boer. Ze komen er achter wat hun eisen betekenen voor de productie, voor de prijs van landbouwproducten. Als je de kalfjes bij de koe wilt hebben, hoe werkt dat uit voor de voedselproductie?”

Jansma zegt dat de belangstelling voor elkaar tot meer begrip leidt tussen boer en consument en tussen boer en lokale overheid. “Hier in Oosterwold moeten bewoners de helft van hun grond voor agrarische activiteiten inzetten. Dat heeft veel effecten op de ontwikkeling van de wijk. Stedelijke planners weten niet wat de landbouw nodig heeft. Dat is het eerste waar we tegenaan liepen.”

Nu zie je steeds meer kleur en verbindingen tussen voedsel en maatschappij. De term ‘boer’ wordt veel diverser. Dat hele pallet aan landbouwers voedt Nederland fysiek en mentaal. Foto: Ruud Ploeg

"Je ziet steeds meer kleur en verbindingen tussen voedsel en maatschappij. De term ‘boer’ wordt veel diverser. Dat hele pallet aan landbouwers voedt Nederland fysiek en mentaal." Foto: Ruud Ploeg

Spelenderwijs

Vijn en Jansma ontwikkelden samen met TNO een Stadslandbouwspel. Het is een rollenspel. “Daarmee wilden we meer wederzijds begrip kweken”, zegt Vijn. “Stel dat je een buurttuin wil, wat kan je dan doen om de overheid tegemoet te komen?” Bewoners kunnen de overheid dan een hand toesteken bij het onderhoud, zegt Vijn. Soms kunnen ze meer functies combineren in de opzet van een stadsboerderij of buurttuin.

De onderzoekers zien in de voedselproductie een sleutel om maatschappelijke problemen aan te pakken. In dat verband noemt Vijn stadslandbouw een model om een arme wijk gezonder te maken. “Voeg je op die plaats zorg en kinderopvang toe, dan heb je meer opbrengst dan alleen de oogst van het land.” Jansma wijst op het goede van bewegen en buiten zijn voor de bewoners van de wijk. “Daarbij plaats je de landbouw weer helemaal midden in de samenleving.”

Nieuwe financieringsconstructies

Jansma en Vijn ontwikkelden zich tot ‘actieonderzoekers’. De Lelystadse onderzoekers maken in hun werk volop gebruik van de kennis die uit alle Wageningse vestigingen samen te brengen is. “We weten de weg in de praktijk en in de wetenschap”, zegt Jansma, die het project in Almere in zijn promotieonderzoek gebruikt. Vijn: “Wat we doen is de vragen uit de praktijk uitwerken. Het gaat verder dan vraag en aanbod samenbrengen. Je moet immers ook de productie binnen de regelgeving voor voedselproductie op orde hebben.” Een model dat zonder subsidies functioneert is op lange termijn overeind te houden. “Daarom moeten deelnemers ook nadenken over andere financieringsconstructies om het financieel duurzaam te maken. Dat kan bijvoorbeeld crowdfunding zijn of land samen aankopen en daar een boer op aannemen om het te bewerken”, licht Vijn deze kant van het boeren met burgers toe. Jansma: “Hier in Oosterwold zie je bijvoorbeeld dat sommige bewoners een ondernemer laten telen op hun grond. Een bedrijf kweekt jonge fruitbomen op de grond van bewoners. Na vier jaar laten ze een aantal bomen staan die dan een boomgaard vormen. De ondernemer kan de vraag bijna niet aan.”

Nieuwkomers

De vraag naar stadslandbouwprojecten neemt zienderogen toe. Daarom zijn beide onderzoekers erg blij met de ervaring in Oosterwold. Wat virtueel begon als ‘Agromere’, is werkelijk uitgegroeid tot een voorbeeld voor menig stedelijk gebied in binnen- en buitenland. Zo kreeg het werk van beiden een internationale component. Met de lessen uit zijn onderzoek in Oosterwold en elders in Nederland richt Jansma zich in een nieuw Europees project op het agenderen van stadslandbouw in Brussel en Vijn werkt in het project Newbie aan de mogelijkheden die nieuwkomers in de landbouw hebben.

Juist nieuwkomers in de landbouw kiezen voor meer verbinding met de stad. Jansma: “De boerderij was vroeger vrij eenvormig. Nu zie je steeds meer kleur en verbindingen tussen voedsel en maatschappij. De term ‘boer’ wordt veel diverser. Dat hele pallet aan landbouwers voedt Nederland fysiek en mentaal.”

"De stadsboeren van Almere maakten handig gebruik van de gronden die tijdelijk beschikbaar kwamen in en rond Almere. Door een goede relatie met de stad aan te gaan konden ze hun bedrijf opbouwen. Bij die boeren zit een enorme innovatiekracht." Foto: Ruud Ploeg

"De stadsboeren van Almere maakten handig gebruik van de gronden die tijdelijk beschikbaar kwamen in en rond Almere. Door een goede relatie met de stad aan te gaan konden ze hun bedrijf opbouwen. Bij die boeren zit een enorme innovatiekracht." Foto: Ruud Ploeg

De stadsboeren

Tom Saat en Tineke van den Berg zijn volgens Vijn hét voorbeeld van wat zo’n nieuwe landbouwvorm kan doen. Jansma: “Ja, ze zijn bewust dichtbij de stad gaan zitten, met het gezicht daarheen.” De stadsboeren van Almere kwamen niet van boerenbedrijven. Daarom deden ze wat Vijn dan vaak ziet: “Als het niet lukt om een regulier bedrijf met alle hoge financieringslasten over te nemen, dan beginnen veel van deze nieuwkomers met nieuwe concepten. De stadsboeren van Almere maakten handig gebruik van de gronden die tijdelijk beschikbaar kwamen in en rond Almere. Door een goede relatie met de stad aan te gaan konden ze hun bedrijf opbouwen. Bij die boeren zit een enorme innovatiekracht.”

Kracht van korte ketens

Vijn merkt op dat de boer in de korte keten erin slaagt om goede kwaliteit voor een gewone prijs te leveren. “Dat geeft vertrouwen”, zegt Vijn. Vertrouwen is de basis voor continuering van de band tussen de consument en producent.

Bijzonder is volgens Jansma dat in de grote stad Almere dit concept floreert. “We hebben het over de zesde of zevende stad in omvang van Nederland. Toch zegt tweederde van de bewoners van Almere in een enquête iets met ‘zelf produceren’ te doen, dat kan in de achtertuin of op het balkon maar ook via wildpluk. Almere is een echt eetbare stad. De bijproducten zijn gezondheid, welbevinden en beter klimaat in de stad.”

Een stad kan je inrichten volgens twee extremen: diffuus of compact. Jansma: “Diffuus is ‘een grote tuin’ en compact is ruimte winnen door de stad klein te laten en de landbouw daarbuiten te plaatsen. Bij dat laatste levert de burger in op welbevinden en stedelijk klimaat.” Vijn: “Wat je dus zou willen is zo compact bouwen dat de voorzieningen nabij zijn en zo ruim dat de kwaliteit van leven door de landbouw toeneemt.”

Marcel Vijn. Foto: Ruud Ploeg
Stadslandbouw heeft meer opbrengst dan alleen de oogst van het land
Marcel Vijn

Andere steden kijken naar Almere. Jansma noemt ontwikkelingen aan de rand van Groningen. “Je zou willen dat waar de stad komt de landbouw gaat floreren. Dat staat volgens mij centraal in ons werk.” Die landbouw aan de stadsrand richt zich op de behoeften van de stad. Vijn: “Het heeft weinig zin om daar voor de wereldmarkt te gaan produceren.”

Toekomstvisie

Jansma en Vijn zien mogelijkheden voor verbindingen tussen stad en platteland op veel meer plaatsen. “We kunnen veel meer wijken in de steden bereiken. Ik zie volop kansen”, aldus Vijn. Jansma: “Goed voorbeeld: een voormalige rozenkweker aan de rand van Almere die zijn bedrijf heeft omgebouwd tot overdekte volkstuinen. Hij begon met anderhalve hectare en kon door het succes uitbreiden met nog een hectare. Er zijn nu meer dan 400 tuinen verhuurd en er komen nog meer bij. De tuinders hebben een zeer diverse achtergrond. Het is een plek waar een wereld aan bijzondere groenten staat.”

Hier ligt een rol voor de onderzoekers om te faciliteren en te verbinden. Niet met een rapportje, zegt Vijn, maar door kennis te delen waar vragen zijn. “Vaak levert dat wat op, soms moeten we een roze bubbel doorprikken.” Deelnemers moeten over genoeg ondernemerschap beschikken en Jansma denkt dat de onderzoekers een luisterend oor, een spiegel en een verbinder kunnen zijn. “Want er zijn soms mensen met hetzelfde idee, die elkaar niet kennen.”

Van Agromere naar Almere-Oosterwold

De jaren na de laatste eeuwwisseling ontstond de behoefte aan een nieuwe verbinding tussen de stad en de agrarische producent. Kenmerkend in die verbinding is dat de burger aangeeft transparantie te willen hebben rond de productie van voedsel. Op basis van vertrouwen is de burger bereid een eerlijke prijs tegenover dat agrarische product te stellen.

In Almere en Zeewolde krijgt de verbinding boer-burger vorm. Het begon virtueel in de ontwerpfase als Agromere. Nu staat er de wijk Oosterwold met bij ieder huis agrarische activiteiten en als centrum de stadsboerderij Vliervelden van Tineke van den Berg en Tom Saat. In haar Boerentroonrede op de BioBeurs 2020 zei Van den Berg dat zij de verbinding zoeken. Dat gaat over de verbinding van de boer met zijn de grond en die met de consument. De stad durfde het aan om met de wijk een nieuw concept uit te werken en het Wageningse onderzoek droeg proceskennis en agronomische kennis bij.