Longread
Wagenings onderzoek naar flexitariërs in Nederland
Het is alweer 10 jaar geleden dat Wageningen University & Research voor het eerst onderzoek deed naar vlees eten en vleesminderen onder Nederlanders. Toen was dat pionierswerk. Ondertussen zijn er volop studies bijgekomen, zowel Nederlandse als buitenlandse. Het eten van vlees, en dierlijke eiwitten in het algemeen, heeft in het afgelopen decennium bovendien veel aan actualiteit en urgentie gewonnen in de context van klimaatverandering. Hoogste tijd dus voor het updaten van de stand van zaken.
Het ministerie van LNV stelde sinds het begin van 2019 budget beschikbaar om onderzoek te doen naar duurzame eiwitconsumptie. Dit omdat het rijksbeleid inzet op het realiseren van een balans tussen dierlijk en plantaardig voedsel die meer overeenkomt met de Schijf van Vijf. Behalve aandacht voor consumentenstudies naar nieuwe eiwitten zoals zeewier of insecten, wordt ook het huidige consumptielandschap in kaart gebracht. Meer in het bijzonder: welke plaats heeft vlees in het hedendaagse voedselconsumptiepatroon? In welke mate, en bij wie, is er sprake van vleesminderen (flexitarisme)?
Op herhalingsonderzoek
Wageningen Economic Research gaat, tien jaar na dato, op herhalingsonderzoek. Een enquête is uitgezet om empirische data te verzamelen. Hans Dagevos, senior scientist bij Wageningen Economic Research, vertelt: ‘Het cliché is dat de vleesminderaar of flexitariër een hoogopgeleide vrouw is die in de Randstad woont en een jong gezin heeft. Nog zo'n beeld is dat het vooral jongeren zijn die vleesminderen. Maar eigenlijk weten we helemaal niet zo goed in hoeverre zulke beelden kloppen. Doel van dit grootschalige onderzoek is onderbouwing, subtiliteit en realisme toe te voegen aan de discussie.’
De resultaten laten ondernemers en overheden zien dat de ene vleeseter de andere niet is. Dagevos: ‘Ik geloof dat we uiteindelijk niet zoveel gaan opschieten met de boodschap: Als consumenten maar minder vlees gaan eten, dan komt het allemaal goed. Ten eerste niet omdat hierdoor gemakkelijk alle verantwoordelijkheid bij individuele consumenten wordt gelegd. En dat is niet alleen oneerlijk maar ook onrealistisch en leidt de aandacht af van bepalende omgevingsfactoren. Ten tweede is die boodschap erg generiek en spreekt mensen niet aan. Als je beter zicht hebt op wat voor soort routines mensen hebben en hoe ze over vlees en vleesminderen denken, dan kun je kijken hoe vanuit overheidsbeleid of bedrijfsstrategie daarop is aan te sluiten om consumenten mee te nemen in wat we de eiwittransitie noemen.’
Geografische segmentatie
Dagevos geeft aan dat het onderzoek niet alleen kijkt naar de klassieke ‘harde’ variabelen zoals leeftijd, geslacht en opleiding, maar ook naar de mentaliteit van verschillende soorten flexitariërs. Dat laatste gaan onderzoekers doen aan de hand vanantwoorden die respondenten geven op tal van vragen over motivaties en opinies. De harde variabelen alleen zijn niet genoeg om consumentengroepen betekenisvol te typeren. Beter is het volgens Dagevos te clusteren op basis van harde en zachte variabelen:
‘Dat is wat segmentatie inhoudt: we zoeken naar de gemeenschappelijke noemers binnen een groep en kijken dan hoe zo'n groep zich onderscheidt van andere groepen. Zowel in termen van bijvoorbeeld geslacht als in het belang dat gehecht wordt aan het eten van vlees. Mooi aan dit vervolgonderzoek is dat we die groepen kunnen vergelijken met die van eerder onderzoek en bijvoorbeeld gaan kijken of die groepen groter geworden zijn of een andere samenstelling hebben gekregen.’
In de laatste Voedselconsumptiepeiling (VCP) uit november 2018 werd een onderverdeling gemaakt naar de vier windstreken. Het bleek bijvoorbeeld dat deelnemers woonachtig in het noorden van het land meer vlees bij de warme maaltijd consumeren en in het oosten de meeste vleesproducten worden gegeten. Met dit onderzoek wil Dagevos ook de spreiding van flexitarisch etende consumenten belichten: ‘We hebben wel het idee dat vleesminderen en vleesloos eten de grachtengordel ontstegen is en zeker het geitenwollensokkenimago heeft afgeschud, maar betekent dit dat flexitariërs overal te vinden zijn?’
Ruim 2.100 respondenten
De steekproef bestaat uit ruim 2.100 respondenten, waaronder bijna 200 vegetariërs en veganisten. Een onderzoekspopulatie die groter is dan bij vorige studies. Bovendien is de deelname van vegetariërs en veganisten nieuw. Het survey heeft een speciale route voor respondenten die geen vlees eten. Zo wordt het mogelijk behalve vleesminnaars en vleesminderaars onderling te vergelijken ook de vergelijking met vleesmijders te maken.
In voorgaand onderzoek gaf meer dan de helft van de ondervraagden aan niet minder vlees te zijn gaan eten en dat ook niet van plan te zijn. Het aantreffen van deze categorie van verknochte vleeseters werpt volgens Dagevos interessant licht op de menskant van de eiwittransitie: ‘Het curieuze is dat we al zo'n tien jaar zien dat groepen mensen zeker bezig zijn manieren te vinden om minder vlees eten. Flexitarisme is aan het inburgeren, ongeacht of mensen zichzelf nu wel of niet flexitariër noemen. Maar tegelijkertijd berekenen we ook elk jaar het vleesverbruik in Nederland en daar zit nauwelijks beweging in. We hebben in het onderzoek daarom ook veel aandacht voor het achterhalen van de mate waarin mensen gehecht zijn aan vlees. Hoe groot is de groep mensen die aangeeft niet te willen of te kunnen veranderen?’
In de media:
- Voeding Nu: Flexitarisme in 2011 vs 2019: duurzame identiteitszoekers
- NRC: Nederland telt steeds meer flexitariërs, en toch eten we meer vlees. Hoe komt dat?
- Hans Dagevos bij Radio Gelderland over vleesconsumptie