Longread

Gewasbescherming: hightech ondersteunt ecologie


Minder chemie en meer weerbaarheid. Zo wordt toekomst van de gewasbescherming vaak kort omschreven. WUR-onderzoekers Marleen Riemens en Marcel van der Voort werken aan concrete bouwstenen hiervoor. “Een teeltsysteem moet je slim inrichten, maar ook goed monitoren.”

Wie langs de proefvelden van WUR Open Teelten in Lelystad rijdt, kan de locatie van de Boerderij van de Toekomst niet ontgaan. Smalle banen met gewassen wisselen elkaar af, alsof ze samen een barcode vormen. Hier worden de voordelen van gewasdiversiteit getoetst, samen met de inzet van slimme gewasbescherming en lichte machines die de bodem, en daarmee de gewasgroei, zo min mogelijk verstoren. Dat moet een gezonder teeltsysteem opleveren. Marleen Riemens en Marcel van der Voort zijn hier regelmatig te vinden, ieder vanuit hun eigen expertise. Riemens als teamleider gewasgezondheid, Van der Voort als trekker van het tot de verbeelding sprekende Smaragd-project, waarin ook robots in actie komen: “Het gaat om innovatie in de praktijk, waarbij we samen met telers en bedrijven nadenken over nieuwe manieren van telen. We combineren de voordelen van onbereden grond en strokenteelt en onderzoeken tegelijkertijd hoe autonome voertuigen taken van de teler kunnen overnemen”, legt Van der Voort uit.

Marleen Riemens
Als je weet wat er in het veld gebeurt, kun je gericht ingrijpen
Marleen Riemens

Dit soort experimenten is volgens de onderzoekers hard nodig om nieuwe teeltsystemen te kunnen ontwerpen. “De landbouw moet minder afhankelijk worden van chemische gewasbescherming. Dat is streven is er al lang, maar de noodzaak wordt groter, nu de maatschappij steeds strengere eisen stelt aan de landbouw”, zegt Riemens. “De rol van een gezond teeltsysteem, waarin ziekten en plagen minder kans krijgen, wordt belangrijker. Die ‘natuurlijke buffering’, zoals dat heet, proberen we te versterken. Dankzij nieuwe kennis en technieken zijn daar voldoende aanknopingspunten voor.”

Diversiteit

Hoe maak je een teeltsysteem veerkrachtig? Een pasklaar antwoord daarop is er volgens de onderzoekers niet. Een van de pijlers onder een robuust teeltsysteem is het gebruikmaken van sterkere rassen, die beter bestand zijn tegen ziekten en plagen. Daar wordt door veredelaars hard aan gewerkt. “Voor zover dat kan”, benadrukt Riemens, “want niet alles is via veredeling op te lossen, zelfs niet met moderne biotechnologie.” Ook het mengen van rassen kan helpen om ziekten en plagen af te remmen, waarbij er slim gebruik wordt gemaakt van genetische diversiteit. Riemens: “Uit meta-analyses weten we dat meer diversiteit in rassen en gewassen een positief effect heeft op de gewasgezondheid. Overigens is dat effect in de biologische landbouw, bij lagere productieniveaus, sterker dan in de gangbare landbouw. Maar er zijn mogelijkheden. Nu komt het aan op slimme combinaties zoeken en zorgen dat je weet wat je doet. Er zijn wel risico’s op doorbraak van resistenties bij het mengen van vatbare en resistente rassen waar je alert op moet zijn.”

WUR Lelystad1juli20 0193RP.jpg

Maatwerk is wel nodig, want hoe stimuleer je de gewenste organismen en zorg je dat de schadeverwekkers juist minder kans krijgen? Foto: Ruud Ploeg

Een andere belangrijke pijler is een gezonde bodem. Van der Voort: “Minder fysieke belasting van de bodem, daar kan je direct wat aan doen. Op het gebied van de biologie zijn er nog best veel vragen: hoe zorg je bijvoorbeeld voor een gezond bodemleven? Ook hier geldt dat meer diversiteit gunstig is.” Riemens knikt instemmend: “Van verhoogde diversiteit zijn voldoende gunstige effecten bekend. Als je die doortrekt, dan zijn er potentieel flinke besparingen mogelijk in de ziekte- en plaagbestrijding. Maatwerk is wel nodig, want hoe stimuleer je de gewenste organismen en zorg je dat de schadeverwekkers juist minder kans krijgen?” Een slimme inrichting van het omringende landschap helpt daarbij. “Hier in de polder is niet veel dooradering met natuurlijke elementen. Dat kun je organiseren door bloemstroken aan te leggen, door struiken en andere vaste elementen te plaatsen, om zo meer bijen en nuttige insecten het perceel in te krijgen. Daarmee versterk je weer die natuurlijke buffering, zodat je minder snel hoeft in te grijpen. Op andere plekken in Nederland kun je misschien meer gebruik maken van de natuurlijke omgeving. Daarom beperken we het onderzoek niet tot Lelystad, maar zijn we bijvoorbeeld ook in Valthermond en Vredepeel bezig.”

Balans monitoren

Een teeltsysteem zo inrichten dat je helemaal niet meer hoeft in te grijpen, is volgens Riemens een utopie. “Gewasbescherming is en blijft nodig. Een teeltsysteem zal vroeg of laat een keer uit evenwicht raken. De vraag is: hoe kun je het zo organiseren dat het systeem zoveel mogelijk uit zichzelf weer in balans komt? En als het echt uit de hand dreigt te lopen: wanneer en hoe grijp je dan in? Dat is wel een punt van aandacht, want het ontbreekt op dit moment aan mogelijkheden om de ontwikkeling van plaaginsecten en van schimmelziekten goed en geautomatiseerd te kunnen monitoren. Juist als je minder en ander type correctiemogelijkheden hebt, wordt dat belangrijker. Alleen als je weet wat er gebeurt, kun je gericht en pleksgewijs ingrijpen om beginnende plagen de kop in te drukken. De ontwikkeling van nieuwe apps en beslisregels zullen we echt een boost moeten geven, want dat gaat op dit moment te langzaam.”

Slimme techniek

Volgens Riemens en Van der Voort kan de monitoring in veel gevallen prima geautomatiseerd worden. “De beelden die drones vanuit de lucht maken, zijn tegenwoordig al zo gedetailleerd, dat je beginnende aantastingen door virus of schimmels kunt zien. Daar kan je software automatisch naar laten zoeken. Die technieken kunnen een goede ondersteuning zijn voor telers bij het scouten van hun gewassen.”

Marcel van der Voort
Hightech gaat de gewasbescherming helpen veranderen
Marcel van der Voort

In Lelystad draait al software die viruszieke planten kan herkennen. Ook wordt er gewerkt aan wiedrobots die onkruid van gewassen kan onderscheiden en dat direct bestrijdt. Het eerste prototype dat geheel automatisch aardappelopslag (ongewenste aardappelplanten) aanpakt in suikerbieten, rijdt al over de akkers. Van der Voort: “Technisch is het allemaal al mogelijk, maar de software die de planten opspoort, moet nog beter onderscheid leren maken tussen bietenblad en aardappelblad. Soms gaat het heel goed, met scores tot bijna 100 procent. Maar vorig jaar, toen veel bietenblad was aangevreten door insecten, faalde het systeem te vaak. We zullen kortom nog meer goede voorbeelden moeten verzamelen om de database robuuster te maken.”

Economisch stabiel

Maken al die nieuwe technieken het telen ook duurder? Het is een van de onderzoeksvragen waar Van der Voort zich mee bezighoudt. “Ik denk niet dat nieuwe teeltsystemen duurder hoeven te worden. Robots besparen arbeidskosten en kunnen gewasverliezen helpen voorkomen. Automatiseren zou zelfs wel eens een voorwaarde kunnen zijn om te vergroenen. We verwachten dat het saldo stabieler zal worden. De onbereden-beddenteelt is er bijvoorbeeld op gericht om de opbrengstpotentie in stand te houden, met planten die beter gewapend zijn tegen ziekten en plagen en klimaatextremen. Wanneer teeltsystemen minder kwetsbaar worden, worden ze ook economisch stabieler”, legt Van der Voort uit.

Teeltsystemen zullen wel complexer worden, verwacht hij: “Er zijn meer knoppen om aan te draaien. We gaan maatregelen combineren die ook effect op elkaar hebben. Daar willen we in de komende jaren meer grip op krijgen.”

Hoe teeltsystemen er in de toekomst uit gaan zien, hangt af van de individuele keuzes van ondernemers. Foto: Ruud Ploeg

Hoe teeltsystemen er in de toekomst uit gaan zien, hangt af van de individuele keuzes van ondernemers. Foto: Ruud Ploeg

Kraamkamer

De onderzoekers benadrukken dat er op de Boerderij van de Toekomst niet toegewerkt wordt naar één ultiem teeltsysteem. Het is een kraamkamer die concrete handvatten moet opleveren voor telers om mee aan de slag te gaan. Van der Voort: “Hoe teeltsystemen er in de toekomst uit gaan zien, hangt af van de individuele keuzes van ondernemers. Telers kunnen niet zomaar hun hele teeltsysteem omgooien, al is het maar omdat veel telers sterk leunen op hoogsalderende gewassen.”

Ook Riemens voorziet een diverse toekomst: “Ik verwacht dat er een mix aan teeltsystemen zal ontstaan, deels ingegeven door wat er mogelijk is met minder chemie. Sommige gewassen zullen in de toekomst meer binnen worden geteeld, andere blijven buiten en worden meer natuurinclusief. Dat kan op meerdere manieren. In ieder geval zullen telers alles uit de kast moeten halen om hun gewassen gezond te houden. Er wordt al volop geëxperimenteerd met precisielandbouw, niet kerende grondbewerking, functionele agrobiodiversiteit, biologische gewasbescherming en strokenteelt. Al dat soort ontwikkelingen zullen straks bij elkaar gaan komen.”

Rekening houden met de plaagontwikkeling

Om uit te zoeken hoe telers nu al meer kunnen vergroenen, onderzoeken Marleen Riemens en haar team in opdracht van het ministerie van LNV alternatieve gewasbeschermingsstrategieën, waarbij de inzet van chemie tot het minimum wordt beperkt. Een bonte groep van specialistische onderzoekers mocht daarvoor alles uit de kast halen en op de proeftuin in Lelystad in de praktijk brengen. Het leverde soms conflicterende ideeën op. “Een ras dat goed bestand is tegen de ene ziekte kan bijvoorbeeld gevoelig zijn voor een andere. Ook moeten de strategieën werkbaar en betaalbaar blijven.” De proeven laten zien dat er nog best wat laaghangend fruit te plukken valt. Riemens: “Bijvoorbeeld door vaker gebruik te maken van beslissingsondersteunende systemen bij het timen van een bespuiting. Of, heel simpel, het uitstellen van het zaaien van peen totdat de eerste vlucht van de wortelvlieg is geweest. In het algemeen zou je kunnen zeggen dat telers nog meer rekening kunnen houden met de actuele ontwikkeling van ziekten en plagen.”