Longread

Investeren in Nature based solutions is toekomstbestendig en verkleint financiële risico’s


Komende jaren gaat Nederland veel geld besteden aan de inrichting van het land. We maken de overstap van fossiele naar groene energie. De productie van ons voedsel wordt duurzamer. Er is natuurherstel nodig. En we beschermen de omgeving tegen de gevolgen van klimaatverandering. We bouwen en repareren snel- en spoorwegen, er zijn dijken te onderhouden, huizen te bouwen en we werken aan een leefomgeving waarin mensen zich veilig en prettig voelen.

Door Selnes, Trond, Monica van Alphen, Marieke de Haas, Tim van Hattum, Nafsika Makri-Makridou, Sabine van Rooij, Onno Roosenschoon en Marjolein Sterk

Al met al een aardige kluif. Gelukkig werken we met velen hieraan. . Sterker nog: nu al nemen politici en bestuurders daartoe elke dag besluiten. Maar bij die besluiten weegt men het natuurlijk systeem nog niet of nauwelijks mee. Zonde, want juist oplossingen waarbij we samenwerken met de natuur – ‘nature-based solutions’, zie kader – bieden een enorme kans. Voor de Nederlandse samenleving én economie.

Figuur 1: Grote ruimtelijke investeringsopgaven
Figuur 1: Grote ruimtelijke investeringsopgaven

Wat zijn nature-based solutions?

Nature-based solutions (NbS) zijn oplossingen waarbij je meerdere maatschappelijke opgaven aanpakt en tegelijkertijd de natuur verbetert. Bij deze oplossingen is het natuurlijk systeem sturend– dat wil zeggen: bodem, water en ecosysteem.

Met de visie Nederland in 2120 schetste WUR een hoopvol perspectief voor hoe ons land er over honderd jaar uit kan zien. In dat verhaal spelen nature-based solutions een hoofdrol.

Figuur 2: Soorten nature-based solutions
Figuur 2: Soorten nature-based solutions

Voorbeelden van nature-based solutions

Veel professionals en bestuurders weten weinig over nature-based solutions. Ze zoeken dan ook niet naar de meerwaarde hiervan – en onbekend maakt onbemind. De beperkte bereidheid die er nu nog is om deze oplossingen als serieuze optie te zien, heeft te maken met onze neiging tot kortetermijndenken. Want op korte termijn lijken de kosten van nature-based solutions vaak hoger –vooral wanneer de klimaatkosten van huidige oplossingen verborgen blijven.

Voor de lange termijn zijn de oplossingen van nu niet toereikend. Nature-based solutions zouden dan de slimste én goedkoopste keuzes kunnen zijn. De opgave nu is dan om de baten en de kosten beter inzichtelijk te maken. Ook de vaak verborgen (klimaat)kosten van de huidige oplossingen moeten dan wel meegewogen worden. Een uitdaging hier is dat de kosten voor nature-based solutions meestal bij enkele partijen liggen, terwijl de voordelen voor de hele samenleving zijn.

Op dit gebied zien we 5 trends:

  1. Omdat klimaatrisico’s elke dag groter worden, is de lange termijn steeds belangrijker bij ruimtelijke keuzes
  2. Bij investeringen kijkt men nog onvoldoende naar het langetermijnrendement
  3. Nature-based solutions zijn in opkomst, maar de voordelen zijn vaak nog niet merkbaar
  4. Kortetermijndenken vormt de grootste barrière voor investeringen in nature-based solutions
  5. Alleen gezamenlijke regie helpt ons uit het kortetermijndenken

Om tot échte verandering te komen, is het cruciaal dat juist ook de financiële sector in beweging komt. Dat is bovendien in het belang van die sector zelf. Waarom? En wat kunnen we doen om de huidige impasse, ons korte termijn blik, te doorbreken? Daarover gaat dit artikel.

1. Omdat klimaatrisico’s elke dag groter worden, is de lange termijn steeds belangrijke bij ruimtelijke keuzes

Veel mensen zien klimaatrisico’s als een probleem voor de verre toekomst. Maatregelen om Nederland leefbaar te houden, worden nog vaak bekeken vanuit de korte termijn. Hoeveel kosten ze nú, en wie moet dat betalen? Daarbij hebben we weinig oog voor waar we uiteindelijk naartoe willen. Ook is er nog nauwelijks aandacht voor wat maatregelen opleveren.

En dat, terwijl we in Nederland grote investeringen doen – en gaan doen –vanwege klimaatverandering. Van dijkversterkingen en de overgang naar duurzame energie, tot vergroting van de leefbaarheid van stad en platteland, waarborging van waterkwaliteit en verduurzaming van de landbouw. Bovendien kent klimaatverandering flinke financiële risico’s. Denk aan schade door natuurrampen, zoals de overstromingen in Limburg (2021) of de straten en huizen die onlangs (zomer 2024) onderliepen als gevolg van extreme neerslag.

Opgaven hangen samen

Doordat al deze opgaven een relatie hebben met het natuurlijk systeem, zijn ze verbonden. Investeringen en ingrepen op het ene vlak hebben gevolgen op het andere. Anders gezegd: problemen met de biodiversiteit, of de kwaliteit van bodem en water, hangen samen met uitdagingen in de landbouw, woningbouw, infrastructuur en industrie.

Figuur 3 Nederland heeft  vele uitdagingen
Figuur 3 Nederland heeft vele uitdagingen

Om Nederland welvarend en gezond te houden, moeten we het hele systeem weerbaar maken tegen extreme klimaatomstandigheden. Richten we dorpen en steden natuurinclusief in, dan kunnen we er bijvoorbeeld voor zorgen dat meer mensen wonen op plekken die bestand zijn tegen water. Bijna 1 op de 3 Nederlanders woont nu op een plek die kan overstromen. En we bouwen nog altijd op plekken waar dat niet verstandig is.

Dit gebeurt, omdat vrijwel niemand voldoende oog heeft voor de klimaatrisico’s: de bank niet, de toezichthouder niet, de overheid niet – en dus de huizenkoper uiteindelijk ook niet. Zetten we in op nature-based solutions, dan zorgen we ervoor dat gebieden meer water kunnen opvangen. Meer Nederlanders wonen daardoor veilig.

Dit is natuurlijk maar één voorbeeld. De boodschap is helder: blijven we de rol van het natuurlijk systeem negeren, dan komt dat ons duur te staan. Overstromingen, droogte en bodemverzakkingen zorgen nu al voor grote schade. Wanneer we analyseren welke effecten nature-based solutions hebben op de brede welvaart, gaan we zulke voordelen nog duidelijker zien. En dat helpt om investeringsbeslissingen te onderbouwen.

Figuur 4 Ruimtelijke inrichting van Nederland door de tijd
Figuur 4 Ruimtelijke inrichting van Nederland door de tijd

Nederland inrichten met het natuurlijk systeem als basis is niet nieuw. We zijn in de 20e eeuw afgedwaald van een werkwijze die er daarvoor altijd was. Maar ruimtelijke inrichting op basis van technische maatregelen (middelste driehoek) maakt het land instabiel.

Welke risico’s lopen we door klimaatverandering?

Fysieke klimaatrisico’s: hittegolven, overstromingen, extreme buien en bosbranden, droogte, verzakking en zeespiegelstijging; directe schade, inkomstenderving, waardevermindering of faillissement. Overstromingen vanuit zee, de grote rivieren en de grote binnenwateren zijn vrijwel niet te verzekeren.

Transitierisico’s: risico’s door omschakeling in de economie; door nieuw beleid, technologie, consumentenvoorkeuren en waardeverlies van fossiele beleggingen.

Financiële risico’s: voor inwoners, bedrijven, financiële instellingen: faillissementen, leningen niet terugbetalen, waardedaling beleggingen, schadevergoedingen.

(Bron: Samen Klimaatbestendig, maart 2021)

Figuur 5 Klimaatverandering vergroot de uitdagingen waar we voor staan.jpg
Figuur 5 Klimaatverandering vergroot de uitdagingen waar we voor staan.jpg

Te duur, of toch niet?

Veel mensen denken dat klimaatmaatregelen ‘te duur’ zijn. We praten inderdaad over duizelingwekkende bedragen. In de Klimaatnota staan jaarlijkse uitgaven van 4 tot bijna 7 miljard euro. In 2023 werd gesproken over een nieuw Klimaatfonds van 35 miljard euro (Algemene Rekenkamer, 2023). Zulke bedragen schrikken af. Sommige partijen vinden het überhaupt al te veel geld kosten om nu iets te doen tegen de opwarming van de aarde.

Maar wat is ‘veel’? Ter vergelijking: we geven in Nederland ook jaarlijks 3,6 miljard euro uit aan snoepen en snacken (Food & Agri, 2022). Wanneer we dat tot 2050 blijven doen, kom je opgeteld op zo’n 100 miljard euro.

Waarom voelt dit anders? Al die uitgaven aan snoepgoed zijn een achteraf gemaakte optelsom, van talloze kleine uitgaven door individuele mensen. En het zijn kortetermijnmomentjes van genot – je geniet nú van een lekkere chocoladereep. Nature-based solutions en klimaatmaatregelen zijn het tegenovergestelde: die kostenpost is collectief en in één keer zichtbaar. Bovendien zie je het resultaat niet meteen. Dat we door nature-based solutions uiteindelijk geld besparen, is een verhaal dat zich moeilijker laat vertellen.

Daar komt nog bij dat voordelen van nature-based solutions meestal niet 1-op-1 in geld zijn uit te drukken – denk aan beter drinkwater, beter wonen, een gezondere leefomgeving. Terwijl we de kosten van maatregelen wél meteen voelen.

Elk jaar verdienen we in Nederland 1.000 miljard euro (bbp). En onze inkomsten groeiden alleen in 2022 al met 27,8 miljard euro, ten opzichte van het jaar ervoor. Groeit de economie met 1 procent, dan is dat 10 miljard euro extra. We kunnen dus rustig voor 3,6 miljard euro blijven snacken. Maar wat doen we met de rest van het geld? Het is tijd om daarover na te denken.

2. Bij investeringen kijkt men nog onvoldoende naar het langetermijnrendement

Honderd jaar vooruitkijken? Dat doen we in Nederland meestal nog niet. Terwijl de levensduur van investeringen aantoont dat wat we vandaag doen, nog zeker zestig tot tachtig jaar gevolgen heeft. Geef je geld uit aan nieuwe riolen, huizen, dijken of wegen, dan doe je daar tientallen jaren mee (zie tabel 1).

Bovendien heeft de natuur zo’n dertig jaar nodig om zich te ontwikkelen. Wil je ‘meer natuur’ om de omgeving veerkrachtiger te maken, dan is dat niet in één dag geregeld. Sterker nog, als je bedenkt dat planningsprocessen in Nederland vaak vijf tot vijftien jaar duren, is honderd jaar ineens niet zo ver weg. Investeringen die we in 2030 doen, zijn vaak pas voelbaar rond 2060.

Tabel 1: de levensduur van verschillende investeringen (Bron: Sweco 2021)
Investering in… Hoe lang gaat het mee?
Wegen 10 tot 20 jaar
Riolen 60 tot 80 jaar
Kabels en leidingen 20 tot 60 jaar
Drinkwatervoorzieningen 50 jaar
Natte infra/waterbouw 60 tot 80 jaar
Windmolens 30 jaar
Zonneparken 25 jaar
Warmte-koudeopslag (geo/aquathermie) 25 tot 30 jaar
Distributienetwerk 30 tot 60 jaar
Duinen Moeten continu worden aangevuld
Dijken, dammen en keringen 20 tot 60 jaar
Stedelijke en regionale klimaatadaptatie (vergroening, minder hittestress meer parken, wadi’s) 60 tot 80 jaar
Landbouw (precisielandbouw/minder gif, biologisch produceren) 30 jaar
Natuur Begint pas na 30 jaar goed te worden, ontwikkelt zich langzaam

Miljarden uitgeven doen we nu al

Tot 2050 gaat Nederland naar verwachting honderden miljarden euro’s uitgeven aan infrastructuur, woningbouw, de energietransitie en klimaatadaptatie (zie figuur 2). Waarom zijn dit zulke grote bedragen?

Figuur 6 investeringsopgaven in Nederland, tot 2050 (Bron: Sweco 2021)
Figuur 6 investeringsopgaven in Nederland, tot 2050 (Bron: Sweco 2021)
  • Infrastructuur: nu al geven we zo’n 9 miljard euro uit aan de aanleg en uitbreiding van wegen, spoorwegen, kabels, leidingen, riolering, havens en vaarwegen. Daarnaast komen er nieuwe functies bij, zoals de uitbreiding van datacentra en de data- en energie-infrastructuur. Ook zijn veel bruggen, sluizen, viaducten en tunnels komende jaren toe aan reparatie of vervanging.
  • Woningbouw: in 2050 telt ons land zo’n 17,1 tot 21,6 miljoen inwoners (CBS, 2020). Tot 2040 hebben we veel te weinig woningen – het tekort is zo’n 1 miljoen. Dat komt doordat er steeds meer eenpersoonshuishoudens zijn, door immigratie en doordat er in de financiële crisis na 2008 weinig huizen zijn gebouwd.
  • Energietransitie: het bedrag van 189 miljard euro is berekend op basis van de doelstellingen in het Klimaatakkoord. Daarin staan afspraken over de overgang naar duurzame energie, verduurzaming van de industrie en het duurzamer maken van woningen en kantoren – door ze aardgasvrij te maken en beter te isoleren.
  • Klimaatadaptatie: dit zijn kosten om onszelf te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Denk aan de aanpassing van dorpen en steden, zodat het in hete zomers voldoende koel blijft. Of aan maatregelen zodat water weg kan wanneer het extreem hard regent of rivieren overstromen.
  • Natuur: zo’n 13 tot 15 procent van Nederland is natuur. Via de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) en Natura 2000-beheerplannen investeert de Rijksoverheid tot 2050 een kleine 4 miljard euro in natuur. Een relatief klein bedrag, als je het vergelijkt met andere investeringen.

En de landbouw?

Het is moeilijk te zeggen hoeveel geld we in de landbouw gaan investeren, omdat daarvan geen landelijke cijfers zijn. Wat we wél weten: de landbouw neemt meer dan de helft van het Nederlandse oppervlak in beslag (54 procent). En ook deze sector staat voor grote uitdagingen, zoals efficiënt energiegebruik, de overgang naar precisielandbouw en het sluiten van kringlopen.

De Rijksoverheid werkt samen met waterschappen en andere partijen aan het tegengaan van verzilting, de vermindering van bodemdaling en het klimaatbestendig maken van de landbouw. Regionale overheden en het Deltafonds stelden samen 0,8 miljard euro beschikbaar om droogteschade tegen te gaan. De sector betaalt ook zelf mee aan investeringen in de bedrijfsvoering.

Rekening houden met zeespiegelstijging?

In de watersector houdt men bij investeringen vaak al rekening met de gevolgen van zeespiegelstijging. Bijvoorbeeld bij de bouw en renovatie van waterkeringen en andere waterbouwkundige constructies. In andere sectoren gebeurt dit nog niet of nauwelijks (Sweco 2021). Terwijl daar vaak veel meer geld in omgaat. Het is belangrijk dat we onze systemen zo inrichten, dat ze wél flexibel aan te passen zijn aan het veranderende klimaat.

Veel private investeringen zijn riskant

Tot nu toe investeren vooral overheden in nature-based solutions. Van het totale geïnvesteerde bedrag in Europa in zulke oplossingen, is 91 procent afkomstig van overheden. Private partijen doen nog nauwelijks mee.

Waarin investeren Nederlandse financiële instellingen wereldwijd wél? En zijn die investeringen toekomstbestendig? De cijfers (DNB en PBL, 2020) zijn zorgwekkend:

  • 510 miljard euro aan uitstaande leningen bij bedrijven die (erg) afhankelijk zijn van het ecosysteem – zoals een vruchtbare bodem, water van goede kwaliteit, plaagbeheersing, hout en gewassen. Dit is ongeveer 36 procent van de Nederlandse investeringsportefeuille.
  • 96 miljard euro aan financiering staat uit bij bedrijven die betrokken zijn bij milieucontroverses, of die schade toebrengen aan het natuurlijk systeem en de biodiversiteit.
  • 97 miljard euro is geïnvesteerd in activiteiten die leiden tot ontbossing.

Ook dichter bij huis zien we dat er te weinig geld gaat naar natuur, milieu en klimaat. De EU schat in dat Nederland komende jaren te weinig uitgeeft aan milieumaatregelen (zie tabel 2).

Tabel 2: Evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid, landenrapport Nederland (Europese Commissie, 2022).
Wat is er nodig? Hoeveel per jaar?
Biodiversiteit en ecosystemen 0,9 miljard euro
Recycling van afval, circulaire economie 0,061 miljard euro (2021-2027)
Waterbeheer (tot 2023) 0,48 miljard euro

Klimaatschade in Nederland

De haast om op een andere manier te gaan investeren wordt groter, wanneer we de gevolgen bekijken waar we nu al last van hebben. Volgens het Verbond van Verzekeraars is de Nederlandse klimaatschade tot 2050 ergens tussen de 77,5 en 173,8 miljard euro. En naar schatting staan in Nederland ongeveer 1 miljoen woningen met funderingsproblemen. Dat schadebedrag kan oplopen tot 60 miljard euro in 2050 (AFM, 2023).

Risico’s van klimaatverandering zijn verbonden aan andere ingrepen in de fysieke leefomgeving, stelt de Autoriteit Financiële Markt (AFM). Niets doen kost nú al veel geld.

Kijk naar overstromingen. Zo’n 59 procent van Nederland is daar kwetsbaar voor. Toen delen van Limburg in 2021 overstroomden, was de schade naar schatting zo’n 1,8 miljard euro (AFM, 2023). En Europese cijfers laten zien dat zulke schadecijfers de komende jaren gaan oplopen. Tussen 2000 en 2010 was de schade door overstromingen in de EU gemiddeld 4 miljard euro per jaar. In 2050 is dat naar schatting jaarlijks 23 miljard euro – bijna zes keer zoveel (!).

Figuur 6 klimaatverandering kost tot 2050 bakken met geld, juist ook als we niets doen
Figuur 6 klimaatverandering kost tot 2050 bakken met geld, juist ook als we niets doen

Niet bewust van de risico’s

We moeten deze kosten nu al meerekenen, want ze zijn zeer waarschijnlijk. Maar de risico’s van overstromingen en funderingsproblemen worden nog nauwelijks meegenomen in woningprijzen. En ze zijn vaak niet verzekerd. Woningeigenaren draaien er zelf voor op. Er liggen ook geen plannen om deze kosten te verzekeren of te compenseren.

Veel huizenbezitters weten niet dat ze deze risico’s lopen. Maar liefst 85 procent van de Nederlanders die een huis koopt, is zich niet bewust van de funderingsrisico’s. En 40 procent denkt verzekerd te zijn bij schade door overstroming (zie figuur 5). Uit een analyse van verkoopteksten op makelaarssite Funda blijkt dat bij slechts 2,2 procent van de advertenties de kwaliteit van de fundering wordt genoemd in de tekst (Hommes et al, 2023).

Figuur 7 Veel Nederlanders weten niet dat ze risico lopen (Autoriteit Financiële Markten, 2023)
Figuur 7 Veel Nederlanders weten niet dat ze risico lopen (Autoriteit Financiële Markten, 2023)
Waar boeren profijt kunnen hebben van een lage waterstand, hebben huiseigenaren juist belang bij een hoge waterstand om hun fundering te beschermen. De impact van klimaatverandering zal dus altijd meegewogen moeten worden met andere ingrepen in de fysieke leefomgeving die sterk afhankelijk zijn van beleidskeuzes. De belangen van de woningmarkt en bijvoorbeeld die van natuur of landbouw kunnen met elkaar in strijd zijn.
Autoriteit Financiële Markten, 2023

Positieve signalenToch zijn er ook positieve signalen. De Nederlandse overheid maakt bijvoorbeeld 30 miljard euro subsidie vrij voor projecten die de CO2-uitstoot verkleinen. Met deze regeling kunnen bedrijven en huishoudens een bijdrage krijgen wanneer ze energiebesparende maatregelen nemen. Bijvoorbeeld als ze een warmtepomp of zonneboiler aanschaffen, of hun woning of kantoorpand beter isoleren.

Daarnaast stelt Nederland nieuwe maatregelen voor om de overbelasting van het elektriciteitsnet aan te pakken en de uitbreiding daarvan makkelijker te maken. Ook moet het makkelijker worden om een vergunning te krijgen voor hernieuwbare-energieprojecten. Voor deze maatregelen krijgt Nederland 0,73 miljard euro van de EU, bovenop de 4,7 miljard euro die ons land al kreeg voor het Herstel- en Veerkracht Plan (zie tabel 3).

Een ander voorbeeld: vanuit het Just Transition Fund (JTF) kende de EU 0,62 miljard euro toe aan zes Nederlandse regio’s met extra uitdagingen voor een klimaatneutrale economie: Groningen-Emmen, IJmond, Groot-Rijnmond, West-Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg. In het EU-kennisprogramma Horizon 2020 investeerde de EU ook 0,29 miljard euro in kennisprojecten gericht op nature-based solutions.

Tabel 3: subsidies van het EU-herstelplan, het grootste stimuleringsproject van de Europese Unie tot nu toe
Programma Subsidies voor alle EU-landen Subsidies voor Nederland
Faciliteit voor herstel en veerkracht (RRF) 723,8 miljard euro 4,7 miljard euro
React-EU (herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa; uitkering 2021-2022) 50,6 miljard euro 0,44 miljard euro

Pensioenfondsen willen investeren in de energietransitie

Nog een ontwikkeling: de vijf grootste Nederlandse pensioenfondsen zijn bereid om miljarden te steken in de energietransitie. Deze fondsen beheren samen bijna 900 miljard euro. De plannen zijn nog niet concreet: het zou in eerste instantie gaan om investeringen in de uitbreiding van warmte- en elektriciteitsnetten. Voorwaarde is wel dat er een partnerschap komt, zodat de kans kleiner is dat een volgend kabinet het pensioenbeleid weer verandert.

3. Nature-based solutions zijn in opkomst,maar de voordelen zijn vaak nog niet merkbaar

In Nederland ligt de focus bij investeringen dus veelal op de korte termijn. Wat levert een investering nú op – en dan vooral voor degene die investeert? Nature-based solutions dagen deze manier van denken uit. Want de kosten en baten van zulke oplossingen liggen niet bij dezelfde partij. Bovendien zijn de voordelen vooral voor de generaties na ons. Terwijl wij nú moeten investeren.

Figuur 8 Er is behoefte aan een lange termijn perspectief
Figuur 8 Er is behoefte aan een lange termijn perspectief

Sinds de Kamerbrief Water en bodem sturend (november 2022) zijn nature-based solutions onderdeel van het Nederlandse ruimtelijk beleid. Maar dat maakt ze nog niet gangbaar. Wél zijn nature-based solutions in opkomst. De visies Nederland in 2120 en Europa in 2120 gaven daar een impuls aan. Dit toekomstperspectief werd breed opgepakt door media, politici, beleidsmakers, bedrijven en burgers. Kennelijk is er behoefte aan een positief toekomstverhaal.

Nature-based solutions zijn kosteneffectieve interventies, die ecologische, sociale en economische voordelen opleveren en veerkracht opbouwen.
Europese Investeringsbank, 2023

Cultuurverandering

De 2120-visies zijn geen blauwdruk. Eerder zijn deze verhalen een prikkelend vergezicht, als middel om de discussie op gang te helpen over hoe we samen de toekomst vormgeven. Maar telkens wanneer de auteurs hun visie presenteren, komen er vragen over hóé we dit kunnen bereiken. Wat moeten we nu en straks doen?

Figuur 9 De Nl2120 visie stimuleert de discussie
Figuur 9 De Nl2120 visie stimuleert de discussie

In het Nederlandse ruimtelijk beleid ligt de nadruk nu op technocratische, ‘grijze’ oplossingen. Met andere woorden: op beton en staal. Wateroverlast? Dan bouwen we sluizen en dammen, of verhogen we de dijken. Zo deden we het altijd – en met zulke oplossingen zijn we in Nederland ook groot geworden. Dat was lang geen probleem, maar het is nu tijd om een andere weg in te slaan. Bij wateroverlast kun je bijvoorbeeld ook een retentiegebied inrichten, waar hoog water vanzelf naartoe kan stromen.

Andere keuzes maken vraagt om anders leren kijken naar ruimtelijke ordening: van technisch-functionele maakbaarheid, naar een langetermijnfocus op de natuurlijke kenmerken van water- en bodemsystemen. Dit is een cultuurverandering, stelt ingenieursadviesbureau Sweco (2023). Een kwestie van kritisch kijken naar onze overtuigingen, en zoeken naar het ‘omdenken’ van mogelijkheden.

Beleid over nature-based solutions: in Nederland, Europa en daarbuiten

Nederland


In de Klimaatwet (2019) staat dat we in 2050 95 procent minder broeikasgassen moeten uitstoten dan in 1990, en in 2030 al 55 procent minder uitstoot. Beleid hiervoor is onderweg. Neem de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het Deltaprogramma, de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de Omgevingswet.

Daarnaast zijn er allerlei nieuwe samenwerkingsverbanden, zoals het Platform voor Duurzame Financiering en de Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers. Andere voorbeelden zijn Regio Deals, City Deals, Town Deals en het Nationaal Groeifonds.

Europese Unie


De Europese Unie stimuleert nature-based solutions: in 2023 droeg ze maar liefst 0,66 miljard euro bij aan 76 projecten. In totaal werkten daarin 1.391 partners uit 71 landen samen. De Green Deal bevat strategieën over onder meer biodiversiteit, klimaatadaptatie en voedsel (Farm to Fork). Ruim een derde van het EU Recovery and Resilience Facility (37%) is voor de groene transitie.

Internationaal (buiten de EU)


Tijdens de VN-klimaattop COP27, eind 2022, was aandacht voor nature-based solutions. Zie verder het VN Kunming-Montreal Biodiversiteitsakkoord, het Intergouvernementeel Panel voor Biodiversiteit en Ecoysteemdiensten (IPBES), het Intergouvernementeel Panel voor Klimaatverandering (IPCC) en het VN-milieuprogramma.

Meer weten?

Figuur 9 Vanaf 2015 zijn nature-based solutions in opkomst. De verticale as laat het aantal publicaties zien op Web of Science, een toonaangevend zoeksysteem voor wetenschappelijke artikelen (European Commission, 2020)
Figuur 9 Vanaf 2015 zijn nature-based solutions in opkomst. De verticale as laat het aantal publicaties zien op Web of Science, een toonaangevend zoeksysteem voor wetenschappelijke artikelen (European Commission, 2020)

Steeds meer betrokkenheid –nu de financiële sector nog

Er is behoefte aan handelingsperspectief: hoe kun je aan de slag met nature-based solutions? Ook verzekeraars en banken krijgen meer aandacht voor de gevolgen van klimaatverandering. En er ontstaan samenwerkingen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat investeert bijvoorbeeld via het Nationaal Groeifonds 0,11 miljard euro in een tienjarig onderzoek naar nature-based solutions. Dit Groeifonds-project is een breed gedragen samenwerking –precies de kant die we op willen!

Kortom, steeds meer private partijen raken betrokken. Beleidsmakers, politici, planners én het grote publiek zien de gevolgen van klimaatverandering –en realiseren zich dat kortetermijndenken niet langer werkt. Deskundigen van ministeries, provincies, kennisinstellingen en adviesbureaus werken samen aan een overkoepelende aanpak voor de kwaliteit van bodem en water, land en lucht. Ook academici werken aan wegen naar een toekomst met nature-based solutions. Kortom: er ontstaan barsten in het oude denken.

Naar een nature-based solutions investeringsagenda

Voor een natuurinclusieve toekomst is een nature-based solutions investeringsagenda nodig, met geld en afwegingen gebaseerd op het verkleinen van risico’s en inzetten op de voordelen voor de samenleving. Keuzes voor hoe we Nederland inrichten, worden dan het resultaat van onderliggende waardepatronen en risico-inschattingen. Professionals werken samen aan vernieuwing, op basis van hun visie en kennis van het natuurlijke systeem.

4. Kortetermijndenken is hardnekkig –en dat staat grote investeringen in nature-based solutions in de weg

Waarom lukt écht denken op de lange termijn vaak nog niet? Simpel: het kortetermijndenken is héél hardnekkig. Het is niet alleen een kwestie van je mindset veranderen. Kortetermijndenken zit verweven in alle besluitvormingsprocessen. In de rekenmodellen. In de verhalen die we elkaar vertellen. Kortom, ons hele systeem is ervan doordrongen.

Kijk maar om je heen. Op het journaal gaat het vooral over de kosten van klimaatverandering. Dan komt er een bezorgde burger aan het woord: ‘wij moeten dat zeker betalen’. Banken en politici zien deze beelden en raken daardoor beïnvloed. Professionals die besluiten nemen over investeringen, krijgen vaak gebrekkige informatie over de voordelen van nature-based solutions. En private partijen kijken naar de overheid, in plaats van zelf in actie te komen.

Figuur 10 Verschillende barrières houden het kortetermijndenken in stand. (Bron: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, 2022)
Figuur 10 Verschillende barrières houden het kortetermijndenken in stand. (Bron: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, 2022)

Waarom de financiële sector het verschil kan maken

Pakken we zulke barrières niet aan, dan stellen we de transitie uit. En dat betekent dat we straks voor nóg hogere kosten staan (RLI, 2022). Cruciaal is dat ook de financiële sector zich gaat inzetten voor de overgang naar een duurzame economie. Dat concludeert De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, die sprak met experts uit deze sector.

Figuur 11 De transitie heeft financiering nodig
Figuur 11 De transitie heeft financiering nodig

Banken, verzekeraars en pensioenfondsen zien duurzaamheid nog vaak als bijzaak. Dat moet anders, want juist deze partijen zijn hard nodig om Nederland toekomstbestendig te maken.

Waarom kan juist de financiële sector het verschil maken? 3 grote barrières spelen juist in deze sector.

1. Investeringskaders verkiezen de korte termijn boven een langetermijnvisie

Dat niet-duurzame investeringen uiteindelijk juist grotere risico’s hebben, blijft zo onzichtbaar. Ook de langetermijnvoordelen van duurzame investeringen komen amper aan bod. De financiële sector is nog sterk gericht op de financiering van gangbare activiteiten in de bestaande economie. En op gangbare processen in de financiële markten. De rekenmodellen die men gebruikt, komen voort uit bestaande bedrijven.

Stel, je wilt iets doen met waterstof. Dan geven de rekenmodellen van nu geen realistisch beeld. Maar je kunt die modellen niet veranderen, omdat er nog geen data beschikbaar is. Dat betekent dat een andere afweging nodig is. Een bedrijf dat nú goed rendeert, kan er over 10 jaar heel anders voor staan in een wereld die snel verandert…

De omslag naar duurzame financiering betekent dat we het niet-gangbare gangbaar moeten maken. Dat kan, door duurzaamheid te verankeren in het businessmodel.

2. Toezichthouders kijken nauwelijks naar hoe duurzaam investeringen zijn

Centrale banken kijken naar de stabiliteit van het financiële stelsel. Maar wat betekent ‘stabiliteit’? Binnen de huidige standaard zijn de kapitaaleisen aan financiële instellingen ongunstig voor duurzame investeringen.

Niet-duurzame investeringen zijn binnen dit systeem relatief voordelig voor banken en verzekeraar, omdat negatieve milieueffecten nog niet zijn meegerekend en duurzaamheidsrisico's niet tot hogere kapitaaleisen leiden. Let wel: op lange termijn veroorzaken niet-duurzame investeringen hogere risico’s voor het financiële systeem. Terwijl duurzame investeringen uiteindelijk kleinere risico’s hebben (Schoenmaker & Tilburg, 2016).

3. Staatsobligaties zijn oververtegenwoordigd in de portefeuilles van pensioenfondsen

Dat remt de overgang naar een duurzame financiële sector. Het Nederlandse pensioenmodel werkt met pensioengaranties. Investeringen in staatsobligaties sluiten daarop goed aan, omdat die op elk moment verkocht kunnen worden en weinig risico hebben. Maar zulke beleggingen dragen nauwelijks bij aan de opbouw van een duurzame economie. Zeker in vergelijking met gerichtere beleggingen.

Hoe dit precies verandert door de invoer van de nieuwe pensioenwet (2023), is nog onduidelijk. Maar de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI) verwacht dat staatobligaties oververtegenwoordigd blijven in de beleggingsportefeuilles van pensioenfondsen. Het zou helpen als pensioenfondsen langetermijnbeleggingen gaan doen. Bijvoorbeeld in duurzaam vastgoed en infrastructuur, warmtenetten, energieopslag of waterstoftransport.

Nog een barrière: centrale organisatie ontbreekt

Er speelt nog een grote financiële barrière: ons overheidsbeleid op het gebied van duurzame financiering is versnipperd. We hebben in Nederland geen centrale, landelijke investeringsinstelling, die helpt bij de opzet van grote investeringen in de overgang naar een duurzame economie.

Wanneer banken, pensioenfondsen en andere financiële instellingen geen geld beschikbaar stellen voor verduurzaming, kan de overheid die rol deels op zich nemen. Dat heeft Nederland gedaan. Maar als gevolg daarvan zijn er allerlei organisaties en fondsen ontstaan: van Invest-NL, Invest-Internationaal en de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) tot het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting.

In de praktijk vormt dit een drempel voor duurzame en vernieuwende initiatieven. Voor hen is het nu ingewikkeld om aanspraak te maken op geld, terwijl dat geld er wél is. Bovendien: doordat er geen centrale partij is, ontbreken ook de daadkracht en regie om de verschillende opgaven goed te sturen en te coördineren. Daarom adviseert de RLI: richt zo’n landelijke investeringsinstelling op. Andere Europese landen hebben die al. Verschillende fondsen, zoals het Klimaatfonds, het Stikstoffonds en het Groeifonds, kunnen worden samengebracht in InvestNL. Deze nieuwe instelling staat op afstand van de overheid. Wel krijgt ze investeringen van de overheid. Daarnaast kan ze privaat kapitaal uit de markt trekken, om duurzame investeringen aan te zwengelen.

5. Alleen gezamenlijke regie trekt ons uit het kortetermijndenken

Kijk nog eens naar de driehoeken van figuur 1. Om de driehoek die ‘ondersteboven’ staat, weer recht te zetten, is gezamenlijke regie nodig. Ook is er behoefte aan een Nederlandse langetermijnvisie op het gebied van investeringen: waar willen we naartoe, en waarom? Beiden ontbreken nu nog.

Het mooie is: we hebben al eerder bewezen dat we zoiets kunnen. Op het gebied van watermanagement werkt men in Nederland al eeuwenlang samen om het land leefbaar te houden. We weten dus dat én hoe het kan.

Naar een maatschappelijke wijze van besturen

Gelukkig komen er steeds meer hulpmiddelen om de kosten en baten van duurzame investeringen te bepalen. Het Groeifonds is een voorbeeld van een samenwerkingsplatform om nature-based solutions breder –en als standaardoplossing – toe te passen. Ook een nationale investeringsinstelling (zie ontwikkeling 4) helpt om privaat kapitaal aan te trekken, en zo investeringen in nature-based solutions stimuleren.

Daarnaast kunnen we relevante beleidskaders inzetten om nature-based solutions uit te bouwen. Denk aan de Nationale Omgevingsvisie, de Omgevingswet en het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Nature-based solutions zijn inmiddels ook opgenomen in het Beleidskompas van de Rijksoverheid. En ze staan in de spelregels van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).

Zonder een centrale visie en samenhangende aanpak van deze transities, en zonder nauwe samenhang tussen Rijk en regio op de ruimtelijke ordening, lopen we een groot risico dat de beperkte resterende flexibiliteit en ruimte die we in de toekomst nodig hebben om zeespiegelstijging op te vangen, wordt ingenomen door andere opgaven.
Architecten- en ingenieursadviesbureau Sweco (2021)

Naar een welvarende toekomst

We willen dat Nederland ook in de toekomst een Triple A-status houdt. Daarvoor hebben we een maatschappelijke, inclusieve manier van besturen (governance) nodig. Een visie helpt ook daarbij: bedrijven en burgers kunnen samen aan de slag, mét ook de financiële sector en de overheid aan tafel.

Een groene, welvarende toekomst vraagt om planning gebaseerd op samenwerking – waarin klimaatrisico’s meegewogen worden. Dat wordt de fundering van nieuwe, groene welvaart. Dit lukt alleen, als we het ‘machtige’ kortetermijndenken een halt toeroepen. Want we kunnen het niet vaak genoeg zeggen: dat is uiteindelijk de duurste oplossing.

Wat te doen?

We doen de volgende aanbevelingen:

  • Feit is dat Nederland komende jaren veel geld gaat uitgeven aan ruimtelijke inrichting. Die miljardenuitgaven zijn al gepland. Maar hoe geven we dit geld uit? Door het investeringsbeleid nú te herzien, en te kiezen voor oplossingen die het natuurlijk systeem versterken, gaan we veel slimmer investeren.
  • Het is belangrijk dat we samen tot een – positieve! – landelijke toekomstvisie komen, die de langetermijnvoordelen van nature-based solutions onderschrijft: de overheid, het bedrijfsleven, kennisinstellingen en ngo’s. Zo’n verhaal maakt in één klap duidelijk waarom nature-based solutions zo’n enorme maatschappelijke meerwaarde hebben voor Nederland.
  • Aan banken, verzekeraars en andere financiële instellingen de taak om een eigen visie te ontwikkelen. Denk na over de vraag hoe je als organisatie de duurzame toekomst ziet, en je eigen rol daarin. Andere partijen, zoals WUR en de overheid, haken bij voorkeur aan bij dit denkproces.
  • Om nature-based solutions naar een hoger plan te tillen, zijn private investeerders cruciaal. Ook voor hen hebben deze oplossingen meerwaarde, want ze zijn uiteindelijk goedkoper. Maak die business case zichtbaarder. Want daarmee worden nature-based solutions aantrekkelijker voor deze partijen.
Figuur 12 Voor een transitie naar een duurzame samenleving is samenwerking tussen de wetenschappelijke en de financiële sector nodig
Figuur 12 Voor een transitie naar een duurzame samenleving is samenwerking tussen de wetenschappelijke en de financiële sector nodig