Longread

Ongelijke handel houdt ondervoeding in stand – maar dat kan anders

10 minuten

Niemand in Afrika zou hoeven op te groeien met een gebrek aan gezonde voeding. Toch is er nog steeds honger en ondervoeding in veel streken. Globalisering van de handel in voedsel heeft dat niet voorkomen en landbouw en voedselbeleid leveren niet wat ze zouden moeten doen. Dat komt vooral door honderd jaar dominantie van geïndustrialiseerde landen in de handel en het dumpen van goedkope overschotten in Afrika, betoogt Bart de Steenhuijsen Piters. Maar het kan anders.

Tijdens de tweede VN conferentie over voedselsystemen zijn honderden vertegenwoordigers van landen te gast bij de VN voedselorganisatie FAO in Rome om de stand van zaken te bespreken rondom voedsel en voedselzekerheid wereldwijd. Twee jaar geleden vond de eerste conferentie over voedselsystemen plaats in New York. Toen beloofden landen om te gaan werken aan betere voedselsystemen.

Een voedselsysteem omvat alles wat er komt kijken bij het produceren en consumeren van voedsel. Van het kleinste zaadje en de kunstmestfabriek tot het verbouwen van voedsel, het verwerken en verhandelen ervan en de manier waarop we het eten en drinken. Uitkomst van het voedselsysteem is – als het goed gaat – niet alleen gezond voedsel voor iedereen, maar ook werkgelegenheid en inkomen voor boeren en verwerkers van voedsel. Bovendien moet dat alles plaatsvinden zonder het milieu en het klimaat te schaden.

Hoe alles in dat voedselsysteem reilt en zeilt is in belangrijke mate afhankelijk van politieke en economische factoren, zegt Bart de Steenhuijsen Piters, voedselsysteem deskundige bij Wageningen Economic Research. “Afrikaanse voedselsystemen worden sterk bepaald door oneerlijke handel en internationaal beleid. En dáár moeten we ook de verklaring zoeken als er iets mis gaat.”

Voedsel genoeg

En er gaat iets mis. Er is honger: veel mensen hebben een gebrek aan dagelijkse calorieën. Maar nog meer mensen krijgen niet genoeg micro-nutriënten binnen omdat ze bijvoorbeeld niet genoeg gezonde groenten en fruit eten. Terwijl dat niet nodig zou zijn. “Afrikaanse voedselsystemen zouden heel goed alle monden kunnen voeden. Niet door alle voedsel zelf te verbouwen, want bijna geen enkel land ter wereld is zelfvoorzienend in voedsel. En dat hoeft ook helemaal niet. Er is voedsel genoeg in de wereld. Maar er moet wel een gezonde balans zijn tussen eigen productie en invoer van voedsel uit de regio of uit de wereldhandel.” Daarvoor moet een land genoeg eigen productiecapaciteit hebben en een goed handelsbeleid voeren. Ook moeten de inwoners voldoende koopkracht hebben. “Het helpt de economische ontwikkeling en de weerbaarheid van het voedselsysteem als consumenten meer gezond voedsel consumeren uit eigen land.”

Dat gebeurt nu vaak niet. Veel Afrikaanse landen produceren niet genoeg en voeren veel goedkoop voedsel, zoals tarwe en rijst, in van buiten het continent. De oorlog in Oekraïne heeft laten zien hoe kwetsbaar dat een voedselsysteem maakt. Stopt de invoer van goedkoop tarwe uit Oekraïne ineens, dan neemt de ondervoeding op het continent per direct toe.

Dumping

Die situatie is historisch zo gegroeid en is het gevolg van de dominantie van geïndustrialiseerde landen in de wereldhandel, zegt De Steenhuijsen Piters. “De afhankelijkheid van Afrika voor invoer van voedsel is ontstaan doordat de VS en Europa al zo’n honderd jaar goedkoop graan hebben gedumpt op de Afrikaanse markt”, zegt De Steenhuijsen Piters. “Wij moesten onze overproductie kwijt, om bij ons te zorgen voor hogere prijzen voor de boeren. Voor boeren in Afrika is dat oneerlijke concurrentie. De Afrikaanse landbouw krijgt geen kans in de markten waarin wij voedsel dumpen, zoals graan. Dat geldt ook voor uien en zuivel uit Nederland.”

Bovendien heeft het ertoe geleid dat veel Afrikaanse consumenten ongezond eten. “De deur van Afrikaanse landen staat wagenwijd open voor buitenlands graan, wat calorierijk voedsel is.. Dat goedkope geïmporteerde graan overheerst in het dagelijkse dieet van heel veel Afrikaanse consumenten.” Ten koste van binnenlands geproduceerd voedsel met veel hogere voedingswaarden.

Handelswaar

Daar komt nog bij dat de wereldhandel in voedsel steeds meer geconcentreerd en gedomineerd wordt door vier multinationals, de voedselgiganten ADM, Bunge, Cargill en Dreyfus. Zij verhandelen voedsel als elke ander koopwaar en zien het alleen als middel om geld te verdienen. Met hulp van grote investeerders en financiële instellingen domineren zij de wereldhandel: ze kopen met zogenaamde futures graan op dat nog geproduceerd moet worden en verkopen het later aan de meest koopkrachtige klanten. “Zo werkt de handel in grondstoffen. Maar we moeten ons gaan afvragen of je voedsel wel mag behandelen zoals elke willekeurige andere handelswaar. Want voedsel is een essentiële voorwaarde voor het leven op aarde. Voor de handel in medicijnen hebben we ook regels. Die moeten er ook voor voedsel komen.”

Want voedsel zien als handelswaar heeft perverse gevolgen, zegt De Steenhuijsen Piters. De graandeal met Oekraïne, Rusland en Turkije eind 2022 werd gezien als een manier om de voedselnood in Afrika te lenigen. Maar in werkelijkheid, zegt De Steenhuijsen Piters, profiteerden vooral Nederlandse en Spaanse varkenshouders. Het merendeel van het Oekraïense graan gaat niet naar mensen in Afrika, maar verdwijnt in de magen van varkens. “Het voedsel gaat naar wie de grootste koopkracht heeft.”

Boeren in de knel

Er is nog een factor die voedselsystemen in Afrika zwak maakt. “Boeren in Afrika hebben heel weinig speelruimte.” Afrikaanse overheden hebben van de Wereldbank in de jaren 80 en 90 hun handelsbeleid moeten liberaliseren. En Afrikaanse landen hebben geen geld om boeren te steunen. Boeren in Europa en de VS krijgen wel subsidie, wat heeft geleid tot het dumpen van goedkoop voedsel in Afrika.

In Tanzania kan bijvoorbeeld heel goed tarwe verbouwd worden, zegt De Steenhuijsen Piters. Maar boeren in Tanzania hebben veel hogere kosten dan boeren in de EU of in Oekraïne. Ze krijgen geen subsidie, hebben hoge energiekosten, vaak een klein stukje land en geen gunstig handelsbeleid. Daarom kunnen Tanzaniaanse boeren niet concurreren met de goedkope invoer van tarwe.

Economische groei

Er werken in Afrika te veel mensen in de landbouw, die allemaal op kleine stukjes land proberen rond te komen onder moeilijke omstandigheden. “Schattingen wijzen erop dat zo’n 70% van de mensen die op dit moment afhankelijk zijn van de landbouw in Afrika een inkomen elders zouden moeten vinden. Zodat de 30% die wel blijft boeren voldoende ruimte en mogelijkheden krijgt.” Daarvoor is economische groei in andere sectoren nodig, zegt De Steenhuijsen Piters. Zodat er ook meer vraag komt naar gezonder voedsel uit eigen land.

Voor een gezonde ontwikkeling van de Afrikaanse landbouw is het ook nodig dat Afrika meer verwerkte landbouwproducten gaat exporteren, in plaats van alleen grondstoffen. Gebrande koffie en chocola bijvoorbeeld, in plaats van alleen rauwe koffie- en cacaobonen. Maar de EU belast die verwerkte producten nu veel meer dan de grondstoffen.

Ander beleid

Veel van de problemen die Afrikaanse voedselsystemen hebben zijn het gevolg van oneerlijke verhoudingen tussen geïndustrialiseerde landen en landen in Afrika, concludeert De Steenhuijsen Piters. Maar er is wat aan te doen, denkt hij.

Het vraagt om gezond handelsbeleid waarbij Afrikaanse landen ook beperkingen mogen oprichten tegen import van goedkoop graan en ander voedsel. Of belasting gaan heffen op ongezond voedsel en gezond voedsel uit eigen land gaan steunen en subsidiëren. En bij de EU gaan pleiten voor het openen van de Europese markt voor Afrikaanse hoogwaardige export producten.

Inzicht in het systeem

“Daarbij helpt het als regeringen, maatschappelijke organisaties en consumenten in Afrika meer inzicht krijgen in hun voedselsysteem”, zegt De Steenhuijsen Piters. Dat is iets waar Wageningen University & Research aan werkt in een project – Foresight for Food Systems Transformation – dat draait om vooruitkijken in de toekomst. In vijf landen – Bangladesh, Kenia, Uganda, Jordanië en Niger – worden zoveel mogelijk betrokkenen om tafel gebracht die in een dialoog samen hun voedselsysteem proberen te doorgronden en oplossingen voor problemen te bedenken. “Dat is een vergelijkbaar proces als de poging in Nederland om tot een landbouwakkoord te komen. Maar veel landen waar wij in werken lijken daar succesvoller in te worden.”

WUR brengt kennis, data en modellen in en begeleidt het proces. Op basis daarvan ontwikkelen de deelnemers scenario’s en stellen prioriteiten op. Bedoeling is om daarmee te komen tot een beter voedselbeleid dat breed gedragen wordt.

Gezonde groenten

Dat vraagt er wel om dat consumenten vaker gaan kiezen voor gezond voedsel. In een project werkt WUR aan het promoten van gezonde bladgroenten onder consumenten in de West-Afrikaanse landen Benin, Burkina Faso en Mali. Onderzoekers van lokale onderzoekspartners in die landen namen samen met onderzoekers van WUR het voedselsysteem onder de loep en concludeerden dat gezonde groenten in de informele straathandel veel te duur zijn voor arme mensen, en bovendien vaak niet veilig. Lokale onderzoekers gingen samen met straatvoedselverkopers aan de slag om te kijken of de voedselverkopers meer bladgroenten kunnen gebruiken in hun recepten. En dat is overtuigend gelukt. Ook gaan de verkopers veilige groenten aan de man brengen, herkenbaar door een etiket. Die groenten komen van boerderijen waar niet te veel pesticiden zijn gebruikt.

Dit zijn kleine stappen op weg naar een gezonder voedselsysteem, erkent De Steenhuijsen Piters. Want voor een echte verandering is een transformatie van het hele systeem nodig. Dat vraagt ook politieke veranderingen en een eerlijker handelssysteem. Maar de verandering moet tegelijkertijd ook van onderop komen, zegt De Steenhuijsen Piters. Dus moeten niet alleen beleidsmakers en politici erover meepraten, maar ook boeren, straathandelaren en consumenten in de stad.