Longread

Slim en samen ontwerpen van de groene en blauwe ruimte

22 minuten

In ons sterk verstedelijkte land zijn we met z’n allen druk op zoek naar ruimte. Naar ruimte voor betere landbouw, ruimte om te wonen in een prettige groene omgeving, ruimte voor de opwekking van duurzame energie, ruimte voor meer diersoorten, ruimte voor meer bos. Maar iedere vierkante meter in Nederland is al belegd met een functie en een betekenis. We zullen die ruimte dus niet zozeer letterlijk, als wel figuurlijk moeten vinden. Dat kan door gebruiksfuncties slimmer te combineren – denk aan landbouw met recreatie en natuur – en door rekening te houden met de mogelijkheden en processen van het natuurlijke systeem – bijvoorbeeld waterinfiltratie en -afvoer – en de wensen van belanghebbenden.

Bij de Environmental Science Group (ESG) van Wageningen University & Research werken wetenschappers uit allerlei velden samen aan oplossingen voor bovengenoemde opgaven. Zij vergaren, analyseren en combineren kennis en inzichten over hoe het landschap, maatschappelijke processen en beleidsprocessen in elkaar steken en op elkaar inwerken. In samenwerking met anderen ontwerpen zij alternatieven en wegen deze tegen elkaar af. Ook gaan zij na hoe deze alternatieven op bestuurlijk niveau weerslag kunnen vinden en tot uitvoering gebracht kunnen worden.

Alleen met goede informatie en gevoel voor de maatschappelijke context kun je een goed proces hebben, alleen met creatieve ontwerpen kunnen we zaken veranderen. Maar als je niet weet hoe je het moet regelen blijven mooie plannen papieren tijgers. Om een transitie naar een nieuwe betere en groene versie van Nederland voor elkaar te krijgen zijn kennis van zaken, een brede blik en een creatieve geest nodig. En dat is precies wat we bij WUR-ESG in huis hebben.

1. Een natuurlijkere toekomst voor Nederland

Een groot project van de Environmental Science Group (WUR-ESG) waarvoor nog altijd veel belangstelling bestaat, is ‘Een natuurlijkere toekomst voor Nederland in 2120’. De kaart en het bijbehorende verhaal weerspiegelen een positief en hoopvol vergezicht van ons land over pakweg honderd jaar.

Een groen land met brede rivieren’, kopte NRC. ‘Over honderd jaar eten we wier in ons houten huis’, schreef dagblad Trouw. En onder de fraaie titel ‘Geen doembeeld maar een groen beeld’, recenseerde De Groene Amsterdammer onze toekomstvisie als ‘een toekomstig Nederland waarnaar je reisverlangen meteen zou opbloeien als het nu al zou bestaan, met meanderende rivieren, binnenmeren en moerassige gebieden, voedselbossen, kloeke duinen, steden die groen zijn dooraderd.’

Volkskrant-journalist Bert Wagendorp stelde in een van zijn columns terecht vast: ‘De mensen die het in 2120 allemaal met eigen ogen zullen waarnemen, leven al. Wie goed kijkt, ziet dat de kaart zich al aan het vormen is. Dat is zo mooi aan de toekomst: je hoeft er niet op te wachten, zij begint elk moment.’

‘We hebben met de kaart en het verhaal van Nederland in 2120 een mooi toekomstperspectief van Nederland geschetst. Maar hoe vertalen we dit vervolgens naar de regio? Die vraag krijgen we inmiddels regelmatig. Het is heel interessant om dit samen met belanghebbenden te onderzoeken en een groene, klimaatbestendige inrichting van Nederland verder handen en voeten te geven op schaalniveaus.’

2. Reflectie op onze aanpak

Na het publicitaire succes van ‘Nederland in 2120’ stroomden de vragen van regionale overheden bij ESG binnen: kunnen jullie het mooie vergezicht voor Nederland in 2120 verder uitwerken voor ons gebied, onze regio, onze gemeente?

Diverse WUR-ESG-onderzoekers gingen aan de slag met deze mooie opdrachten. Tegelijkertijd leidde de stroom aan verzoeken tot zelfreflectie. Wat hebben wij die regio’s precies te bieden? Waaruit bestaat onze aanpak, welke principes en overwegingen liggen er aan ten grondslag en hoe kunnen wij met onze werkwijze nóg meer impact hebben? Met deze vragen in het hoofd hebben we samen met betrokken onderzoekers drie uiteenlopende ruimtelijke projecten tegen het licht gehouden om hiervan een scherper beeld te krijgen

In paragraaf 3 lees je een korte beschrijving van die drie projecten. Daarna zetten we een aantal centrale elementen of bouwstenen op een rij die we hebben gedistilleerd uit de projecten en kenmerkend zijn voor onze aanpak.

Niet alle bouwstenen die we in paragraaf 4 beschrijven maken deel uit van elk project dat we uitvoeren. Elk project is immers maatwerk en elk gebied en elk vraagstuk heeft een eigen, specifieke (ruimtelijke, natuurlijke, financiële, bestuurlijke of sociale) context; we selecteren dus voor elke opdracht opnieuw de optimale combinatie van bouwstenen in overleg met de opdrachtgever.

3. Drie projecten in de etalage

Om een indruk te geven van de diversiteit aan projecten waaraan wij werken en onze aanpak daarvan, beschrijven we hieronder kort drie ruimtelijke inrichtingsvraagstukken waarin WUR-ESG-onderzoekers, in samenwerking met betrokkenen in het veld, recent de tanden hebben gezet.

1. Klimaatrobuuste Noordoost-Brabantse beek(dal)landschappen

De Aa, de Raam en de Dommel zijn drie beken van betekenis in het Noordoost-Brabantse landschap. Ze zijn van grote betekenis voor de natuur, biodiversiteit, watervoorziening, landbouw en leefbaarheid van het omliggende gebied. Door klimaatverandering heeft ook Noordoost-Brabant steeds vaker te maken met ondergelopen straten en kelders, boeren die oogsten moeten weggooien en een drinkwatervoorziening die onder druk staat. Welke oplossingen zijn denkbaar?

Hoe kunnen we deze gevolgen van klimaatverandering het hoofd bieden en welke aanpassingen zijn nodig om het beek(dal)landschap rondom de Aa, de Raam en de Dommel klimaatbestendig in te richten? Met deze vraag klopte de samenwerkingsregio Noordoost-Brabant bij ESG aan – met het aanvullende verzoek om niet alleen te focussen op het thema water, maar ook de woonopgave en de landbouwtransitie mee te nemen. Met andere woorden: hoe moet het beek(dal)landschap er in 2050 uitzien?

Allereerst hebben WUR-ESG-onderzoekers zich gebogen over de (samenhang tussen) de opgaven voor het studiegebied en het karakter van de verschillende beekdalen. Daarna zijn ze met deelnemers van gemeenten, maatschappelijke partijen en onderwijsinstellingen in de regio hardop gaan nadenken hoe het landschap van 2050 eruit zou kunnen zien. In cocreatie hebben zij een aantal leidende principes geformuleerd voor de gewenste ontwikkelingen om vervolgens drie perspectieven uit te werken voor de verschillende beekdalen:

  1. Beek(dal)landschappen in verandering
  2. Beek(dal)landschappen inclusief
  3. Beek(dal)landschappen van formaat

Elk perspectief is vertaald in woord én beeld (zie hieronder perspectief 2: ‘Beek(dal)landschappen inclusief’ voor het beekdal van de Raam). De ontwikkelde verhaallijnen en verbeeldingen van het landschap bieden betrokkenen inspiratie voor een goed gesprek over de gewenste uitvoering. Door maatregelen en activiteiten gefundeerd af te stemmen op het beoogde toekomstperspectief richt Noordoost-Brabant de blik vooruit: op een robuuster en rijker beek(dal)landschap.

Martine Mourik
Martine Mourik

2. Duurzaam landelijk Overijssel

In het landelijk gebied van Overijssel komen veel verduurzamingssopgaven samen; opgaven rondom landbouw, voedsel, klimaat, energie, natuur en biodiversiteit. Deze opgaven zijn zo groot dat de provincie zocht naar verschillende toekomstperspectieven op basis waarvan onderbouwde keuzes gemaakt konden worden voor een nieuwe beleidsstrategie voor het landelijk gebied.

In de aanloop naar de nieuwe omgevingsvisie wilde de provincie Overijssel toetsen: zijn we op de goede weg met het huidige beleid en gaan we onze doelen realiseren? Na een grondige analyse van het provinciale verduurzamingsvraagstuk en de beleidsvoortgang concludeerden de onderzoekers van WUR-ESG: nee, met de huidige koers gaat dat niet lukken. Zij stelden: om toekomstige opgaven het hoofd te bieden, zijn systeeminnovaties nodig op drie fronten, te weten: 1) landbouw en voedsel, 2) klimaat en energie en 3) natuur en biodiversiteit.

De onderzoekers en ambtenaren waren het erover eens dat het geen zin heeft een blauwdruk voor de toekomst te presenteren – er zijn immers meerdere wegen die naar het Overijsselse landschap van 2050 leiden. In plaats van één vastomlijnd plan zijn daarom verschillende routes verkend.

In sessies hebben deelnemers van de betrokken partijen besproken hoe het landelijk gebied eruit zou kunnen zien na een transitie die de verduurzamingsopgaven vervult. Daarbij tekenden zich twee dilemma’s af om nader te onderzoeken:

  1. Nemen we het technologisch systeem of het natuurlijk systeem als uitgangspunt?
  2. Neemt de samenleving of de overheid het initiatief?

Door deze relevante dilemma’s met elkaar te kruisen, ontstaan vier kwadranten (zie de visuele uitwerking hieronder). Elk kwadrant kan worden beschouwd als een stip op de horizon, als mogelijk toekomstperspectief voor de inrichting van het landelijk gebied van Overijssel.

De volgende stap: het terugredeneren vanaf die stippen naar het heden. Wat staat er tussen nu en het toekomstperspectief in? Welke veranderingen zijn nodig om huidige patronen en structuren te doorbreken? Met de antwoorden op deze vragen kan de provincie bepalen welke stappen nu al gezet kunnen worden en welke op de lange(re) termijn.

Gies, E., Nieuwenhuizen, W., van Buuren, M., & Pleijte, M. (2019). Verbindende perspectieven voor een duurzaam landelijk gebied. Wageningen Environmental Research.
Gies, E., Nieuwenhuizen, W., van Buuren, M., & Pleijte, M. (2019). Verbindende perspectieven voor een duurzaam landelijk gebied. Wageningen Environmental Research.

3. Klimaatbestendig Ede

In mei 2018 woedde er een brand op de Ginkelse heide bij Ede. Door droogte in de bossen en het uitblijven van regen grepen de vlammen snel om zich heen. Later die maand braken zware onweersbuien los met plaatselijk zeer veel regen en hagel. Een tunnel liep vol water en zette het verkeer stil, het dak van een bedrijfspand stortte in en de wateroverlast dwong een supermarkt haar deuren eerder te sluiten.

Weersextremen laten sporen na in de stad en de omliggende natuurgebieden. En ook de landbouw ondervindt er veel hinder van. Hoe kan de gemeente Ede zich hiertegen wapenen? Waaraan moet een klimaatbestendige inrichting voldoen? Voor het antwoord op deze vraag is kennis nodig van het landschap en van de natuurlijke ondergrond.

Figuur pag 7 - Dwarsdoorsnee Ede west-oost.jpg

Voor het ministerie van Binnenlandse Zaken beheert Wageningen Environmental Research (WEnR) de zogenaamde ‘Basisregistratie Ondergrond’ (BRO). Dit iseen database met publieke gegevens van de Nederlandse ondergrond. WEnR-onderzoekers zorgen er onder meer voor dat de bodemkaart, de grondwaterkaart en de geomorfologische kaart van Nederland actueel blijven.

Met informatie uit de BRO-database hebben de onderzoekers de ondergrond van Ede gedetailleerd in kaart kunnen brengen. Uit die analyse is op te maken waarom problemen met hitte, droogte en wateroverlast in en rondom Ede ontstaan én welke mogelijkheden het landschap biedt om overlast tegen te gaan. Deze kennis hebben zij voor een breed publiek online toegankelijk gemaakt met een ‘Storymap’ (zie hieronder) (zie ook de bouwsteen ‘De kracht van verbeelding’ in paragraaf 4).

Op basis daarvan hebben de onderzoekers aanbevelingen gedaan voor concrete maatregelen om Ede klimaatbestendiger te maken – denk aan wadi’s, waterdoorlatende bestrating, regentuinen, groenzones en passieve irrigatie – en de optimale inzet hiervan.

4. Bouwstenen van onze aanpak

Het landschap van de 22ste eeuw maken we nú en maken we samen. In deze paragraaf vertellen wij hoe wij hier werk van maken door een aantal bouwstenen te beschrijven die vaak in onze projecten terugkomen.

Het vraagstuk scherp krijgen

Wat is de vraag van de opdrachtgever? Hoe zien het gebied en de beleidscontext eruit? Welke thema’s spelen een rol van betekenis? Hoe hangen die met elkaar samen? We vormen ons een beeld van de schaal en reikwijdte van het vraagstuk en de verschillende perspectieven hierop door bijvoorbeeld op gebiedsbezoek te gaan, relevante beleidsvisies te scannen, kaarten te bestuderen en gesprekken te voeren met bestuurders, beleidsmakers en andere betrokkenen. Zo gaan we op zoek naar ‘de vraag achter de vraag’, waarna we – uiteraard in goed overleg – onze opgave zorgvuldig herformuleren.

Het natuurlijk systeem als basis voor oplossingen

Bij vraagstukken over gebiedsinrichting of landschapsontwikkeling kijken we eerst goed naar de natuurlijke ondergrond van het studiegebied en naar de processen die een rol spelen in de bodem en het grond- en oppervlaktewater. (Hoe) kunnen ondergrond, natuur en de natuurlijke processen bijdragen aan oplossingen voor ons vraagstuk? Bijvoorbeeld: waar zijn mogelijkheden voor waterinzijging om het grondwaterpeil te verhogen? Of: waar kunnen natuurlijke verbindingen worden gerealiseerd om de biodiversiteit doeltreffend te versterken? (zie ook voorbeeldproject 1 en voorbeeldproject 2).


‘Opgaven kunnen ruimtelijk gedifferentieerd zijn. En ja, in het veenweidegebied sta je voor andere soorten opgaven dan in het rivierengebied of in het hoge zandgrondengebied. In zoverre koppel je de opgave aan de fysieke, ruimtelijke omgeving, aan het type ondergrond. Maar we hebben niet de kaart gepakt, het veenweidegebied in drie zones verdeeld en gezegd: hier moet je dit doen en daar kun je dat doen. We hebben meer de nadruk gelegd op het ontwerpen van concepten als antwoord op de samenhangende opgaven. Dat is ook een ontwerpende aanpak, al maak je geen kaart.’

Co-creatie: samen op reis

Het ene vraagstuk – bijvoorbeeld de energietransitie – is niet los te zien van het andere – zeg, duurzame voedselproductie. Daarom kijken we met een brede blik naar de vraagstukken en hun onderlinge samenhang, samen met de opdrachtgever en andere stakeholders uit de regio. We hebben in Wageningen een keur aan onderzoekers in huis, van bodemexperts tot governance-deskundigen, die we hierbij in kunnen zetten. We verbinden de knowhow uit het gebied met onze multidisciplinaire wetenschappelijke kennis en inzichten en komen zo tot denkrichtingen, mogelijke oplossingen en handelingsperspectief voor het betreffende vraagstuk. We co-creëren een gedeelde kennisbasis en gebruiken die om een gezamenlijke reis uit te stippelen, die vaak ook weer nieuwe inzichten en inspiratie biedt voor oplossingen elders.

‘De samenhang in de verschillende opgaven uitpluizen en daar een strategische verkenning voor maken, dat spreekt mij heel erg aan. Door zo te werk te gaan, krijgen we diepgang op de inhoud. Daarin schuilen de oplossingen.’

‘We kunnen met een model exact uitrekenen om bijvoorbeeld hoeveel mol stikstof het gaat èn we kunnen iets zeggen over het proces in de bodem, over het beleid en over het ontwerp van bijvoorbeeld een bedrijfssysteem. In de breedte van onze expertise, daar zit voor mij onze kracht.’

‘Door samen met onderzoekers uit verschillende disciplines en ook met kenners uit het gebied aan een kaart te werken, ontstaat er automatisch een wisselwerking; je reageert steeds op elkaar.Zo komt nieuwe kennis tot stand vanuit de praktijk. Erg inspirerend en leerzaam.’

‘Onze partners en opdrachtgevers vertrouwen op de degelijkheid van Wageningen, op de kennis en kunde die we in huis hebben. Er is veel kennis, maar we hebben ook met veel onzekerheden te maken. Ik heb gemerkt dat het gewaardeerd wordt dat wij open en eerlijk zijn, ook over de kennis die we (nog) níet hebben of de vragen die we (nog) niet kunnen beantwoorden. Omgaan met onzekerheden en kennis in perspectief plaatsen: dat schept vertrouwen. Eerlijk, open, reflectief en realistisch: daar kun je van op aan.’

Research through design

Research through design is een manier om met complexe vraagstukken om te gaan. Door het systematisch bestuderen van verschillende mogelijkheden om een probleem op te lossen – en vaker nog: een combinatie van problemen – , roepen ontwerpen soms nieuwe vragen op. Zo kunnen ontwerpen een rol krijgen als onderzoeksinstrument.

Vaak geven de ontwerpen inzicht in de onderlinge samenhang van onderdelen en in meer en minder succesvolle oplossingsrichtingen – wat weer leidt tot meer inzicht in de probleemsituatie. Het ontwikkelen van ontwerpen in een aantal stappen kan bovendien de betrokkenheid in een gebied aanjagen, net als het gesprek over ieders – al dan niet gedeelde – belangen.

Door problemen en oplossingen creatief en systematisch te verkennen, deze samen met stakeholders uit te tekenen en vervolgens in een aantal ronden stil te staan bij de effecten ervan, kan het denken in gang gezet worden over een aantal van de belangrijke dillema’s waarmee drukbevolkte gebieden te maken hebben.

Bij research through design kan het gaan om klassieke ruimtelijke ontwerpen op ‘kaart’. Maar onderzoekers van WUR-ESG houden zich ook bezig met het ontwerp van bijvoorbeeld bedrijfssystemen of samenwerkingsvormen zoals een gebiedscoöperatie.

De kracht van verbeelding

Vroeger communiceerden we vooral met de wetenschappelijke wereld, via lijvige en voor de leek moeilijk te begrijpen Engelstalige artikelen. Dit doen we nog steeds, maar we hechten er belang aan om ook andere groepen in de samenleving te bereiken. Bijvoorbeeld door de scenario’s die we uitdenken, de verhaallijnen die we ontwikkelen en de oplossingen die we aandragen niet alleen te beschrijven, maar ook te verbeelden.

We maken (gebruik van) onder meer (interactieve) kaarten, illustraties en foto’s. Zodat alle betrokken ambtenaren, experts en burgers – ieder die er belang bij heeft om kennis te nemen van het verhaal over diens woon-, leef- en werkgebied – dit tot zich kan nemen. Storymaps zijn een mooi voorbeeld. Dit zijn visueel aantrekkelijke, beknopte verhalen, voorzien van illustraties, video’s en interactief kaartmateriaal. Een storymap is geschikt om te bekijken en beleven op smartphone, tablet en computer.

De beelden en verhaallijnen die we ontwikkelen, fungeren overigens niet alleen als eindresultaat. We gebruiken ze onderweg ook om onszelf en onze samenwerkingspartners overzicht te bieden, op de hoogte te brengen van de tussenstand, nieuwe relevante vragen op te roepen en als inspiratiebron voor de volgende stap (zie ook bouwsteen ‘research through design’).

‘Beeld is ooktaal, het communiceert gewoon heel goed.Kijk bijvoorbeeld naar deze tekening van iemand dieeen beschermde soort uit een doos loslaat in de natuur. Een krachtig beeld dat de vraag oproept: wat is dat dan, natuur?’

‘De werking van het natuurlijke systeem fascineert mij enorm. Die fascinatie wil ik graag delen. Met storymaps – interactieve kaarten voorzien van een helder verhaal – gaat dat heel goed, merk ik. We maken onze boodschap daarmee voor een brede doelgroep begrijpelijk: burgers, beleidsmakers en specialisten. Mooi!’

Figuur pag 10 - Maakbare natuur.jpg

Vrij denken

In de visies die regionale overheden maken voor onder meer wonen, energie en klimaat nemen zij doorgaans de huidige stand van zaken als uitgangspunt. Er wordt voortgeborduurd op het huidige beleid, de huidige financieringssystemen, de huidige technieken, …. Maar wat als we ons daardoor niet van meet af aan laten begrenzen? Als we vrij gaan denken: waar willen we naartoe?

Waar willen we naartoe? Wat als we die vraag als startpunt nemen? Dit is precies wat we gedaan hebben in de studie ’Een natuurlijkere toekomst voor Nederland in 2120’ en hoe we bijvoorbeeld ook te werk gaan in de Groene Cirkels-projecten. Door samen in de vrije ruimte te stappen en ideaalbeelden op te roepen voor de toekomst, kijken we voorbij het ‘ja, maar …’ en het ‘dat kan niet, want …’. Dat ‘anders kijken’ leidt al gauw tot ‘meer zien’. En tot betere oplossingen, want: die oplossingen zijn gebaseerd op de stip op de horizon, niet op de bestaande, beperkende kaders.

Scenario’s schetsen

Een van de manieren om na te denken over oplossingen, een methode die wij geregeld toepassen, is het schetsen van scenario’s en het uitwerken van toekomstperspectieven (zie ook de drie projectvoorbeelden in paragraaf 3).

Toekomstscenario’s zijn geen kant-en-klare plannen om een-op-een uit te voeren. Ze laten zien hoe verschillende opgaven (zoals bijvoorbeeld wonen, energie, klimaat, landbouw) samenhangen en op welke onderdelen overheid en samenleving invloed kunnen uitoefenen. We reiken daarmee dus geen pasklare antwoorden aan, maar proberen juist de uitersten op te zoeken en het verschil tussen de scenario’s zo groot mogelijk te maken. Dat doen we om het dominante denken te doorbreken en ruimte te geven aan nieuwe inzichten. Waarbij we er uiteraard op letten dat de scenario’s relevant en plausibel zijn.

Met alle informatie die de toekomstscenario’s bieden, kunnen ze gebruikt worden als leidraad bij het maken van beleidskeuzes om de gewenste ontwikkelingen in gang te zetten.

Handelingsperspectief

We zetten stappen vooruit, reflecteren tussentijds waar we staan en kijken vanuit de scenario’s die we schetsen terug. Dit doen we vaak samen met opdrachtgevers en andere belanghebbenden en betrokkenen. Hoe komen we daar waar we straks willen zijn? Hoe bereiken we de situatie die we in de toekomstscenario’s hebben geschetst? Welke (denkbeeldige) stappen moeten we zetten om daar uit te komen? En: met welke concrete stappen kunnen de opdrachtgever(s) (en samenwerkingspartners) dan nu aan de slag?

Met reflecteren en terug redeneren krijgen betrokkenen zicht op de handelingen, activiteiten en oplossingen die bijdragen aan het gewenste toekomstperspectief.

‘We beginnen bij ‘wat is de opgave?’ en werken dan met de mensen die het gebied kennen naar oplossingen toe aan de hand van mogelijke scenario’s. Vervolgens buigen we ons over de vraag: oké, stel dat je zo'n scenario werkelijkheid wilt laten worden, wat zijn dan de stappen en met welke begin je? Daarbij komen ook de echte governance vragen om de hoek kijken: wat betekent dit voor de provincie? Dan kom je er bijvoorbeeld achter dat sommige zaken helemaal niet op provincieniveau te sturen zijn en dat die dus op een ander niveau georganiseerd moeten worden.’

5. Ontwikkelkansen voor bouwstenen

Bij alle duurzame inrichtingsprojecten waaraan we werken, verwerven we kennis en nieuwe inzichten; over het betreffende gebied, over de samenhang tussen opgaven, de belangen van verschillende stakeholders, mogelijkheden en frictie op bestuurlijk niveau en ook over de succesfactoren van onze aanpak en over wat beter kan. Al doende leren we bij, blijven we onszelf en onze aanpak verder ontwikkelen en denken we na over mogelijke innovaties.

Data visualiseren

De wereld is steeds meer gericht op het visueel delen van informatie. We hebben bij ESG veel data over het landschap en de ondergrond tot onze beschikking die we nog niet visueel delen. Wanneer we bijvoorbeeld de opbouw van de ondergrond 3D zouden kunnen visualiseren, kunnen we onze aanpak naar een nog hoger niveau tillen en meer impact hebben. Ook andere data die we bij ESG hebben en resultaten uit projecten kunnen we verbeelden. Hiervoor hebben we onlangs het Wageningen Landscape Sensing Laboratory (‘WANDER-lab’) opgezet. Hier ontwikkelen we nieuwe manieren om onze kennis te verbeelden en interactief met opdrachtgevers en belanghebbenden te delen.

Kennismakelaar en verbinder bij wicked problems

Ook kunnen we in alles wat we doen nog scherpen zijn in onze rolkeuze en ons verder ontwikkelen in onze rollen. Veel gebiedsopgaven hebben het karakter van zogenoemde ‘wicked problems’. Bij dit soort taaie of ongetemde vraagstukken is niet direct duidelijk wat nu precies het probleem is en verandert het probleem voortdurend. Ook zijn er veel partijen bij betrokken, die er verschillende waarden op nahouden. Er is bovendien onzekerheid over de kennis die nodig is om het probleem aan te pakken.

Een klassieke onderzoeksrol als ‘scheidsrechter’, die op basis van wetenschappelijke kennis onderscheid maakt tussen zin en onzin, volstaat bij dit soort vraagstukken niet; juist die kennis wordt door betrokkenen immers betwist. En als partijen (recht) tegenover elkaar staan, is ook een rol als pleitbezorger voor bepaalde (groene) oplossingen risicovol – we willen voorkomen dat we als onderzoeker onderdeel van de controverse worden.

Bij dit soort vraagstukken past ons in eerste instantie veel meer een rol als kennismakelaar of verbinder. Dit is een rol die we verder kunnen ontwikkelen. De kennismakelaar zorgt ervoor dat de verschillende perspectieven op het probleem voldoende aan bod komen. De verbinder draagt verbindende concepten of verhaallijnen aan. Pas als het vraagstuk enigszins ‘getemd’ is komen de andere rollen weer om te hoek kijken.

Governance in het ontwerp

Vaak wordt governancekennis pas in tweede instantie ingezet – op het moment dat de uitvoering en implementatie van een inhoudelijk ontwerp ter sprake komt, en soms nog wat later, bij de evaluatie van het gebiedsproces. Maar wat gebeurt als de governance van de transitie onderdeel wordt van het ontwerpproces en we onze governancekennis hiervoor eerder kunnen inzetten? Dit zou spannende innovaties kunnen opleveren op het vlak van bestuurlijke verhoudingen, samenwerkingsvormen in gebieden en beleidsinstrumenten.

Groen en rechtvaardig

Tenslotte kunnen we meer oog hebben voor de sociale dimensie van transitieopgaven. De transitie naar een duurzame, klimaatneutrale toekomst kent niet alleen winnaars. Voor een succesvolle transitie moet deze naast groen ook rechtvaardig zijn (just transition). Voor onze projecten betekent dit dat we de wensen en verlangens van potentiële verliezers serieus nemen en hen betrekken, zowel bij de formulering van de ontwerpvraag als in het ontwerpproces.

6. Science for impact

Science for impact, zo luidt onze missie. Wij willen bij dragen aan een betere, groenere versie van Nederland maar ook daarbuiten. Hieronder lichten wij van elk van de drie voorbeeldprojecten uit paragraaf 3 kort toe op welke manier onze aanpak invloed en effect heeft.

Impact in Overijssel: gezamenlijke taal

Tijdens de uitvoering van het project door WUR-ESG bewees de verkennende aanpak al haar meerwaarde. De vier scenario’s die we hebben geschetst, vormen samen een sprekend verhaal, dat al snel werd overgenomen door ambtenaren en stakeholders. Er ontstond, met andere woorden, een gezamenlijke taal. Daarna is de provincie een vervolg gestart met verdere gebiedsuitwerkingen voor nieuwe omgevingsvisie. Daarbij gebruiken ze de taal van de toekomstperspectieven, die wij samen met ze gemaakt hebben als vertrekpunt. Zo heeft het gedachtengoed een bijdrage geleverd aan het provinciale beleid.

‘Werken aan een gezamenlijke taal is in de toegepaste wetenschap denk ik heel belangrijk. Het is niet erg dat mensen andere betekenissen aan woorden toekennen, maar in de context van het onderzoek moet je elkaar goed begrijpen. Dat betekent dat je soms nadrukkelijk moet uitleggen wat je precies bedoelt en de ander daar ook om moet vragen. Al tijdens ons project in Overijssel merkten we dat de stakeholders onze gezamenlijke taal ook in hun eigen netwerken gingen gebruiken. ‘Ben jij voor natuurlijk Overijssel of voor ondernemend Overijssel?’, vroegen zij elkaar bijvoorbeeld. Mooi om te zien hoe zoiets in cocreatie tot stand komt en hen ook weer verder helpt.’

Impact in Noordoost-Brabant: inspiratie voor klimaatrobuuste inrichting

Een belangrijk resultaat van het ESG-project in Noordoost-Brabant is een verbreding van het blikveld. Ruimtelijke plannen voor beekdallandschappen gaan in de meeste regio’s nog sterk uit van de huidige toestand – het huidige beleid, het huidige financieringssysteem en de huidige technieken – en het natuurlijke systeem wordt daarin aangepast aan de gewenste gebruiksfuncties.

In onze aanpak hebben we ruimte gemaakt om vrijer te denken, waardoor we een aantal nieuwe toekomstperspectieven konden schetsen met het natuurlijke systeem als onderlegger. Met deze perspectieven in hun koffertje gaan de opdrachtgevers nu het gesprek aan met gemeenten over de gemeentelijke omgevingsvisie. De drie verhaallijnen voor het toekomstige beek(dal)landschap bewijzen zich als rijke inspiratiebron voor een klimaatrobuuste inrichting.

‘Er is vaak en veel aandacht voor klimaatadaptatie in het stedelijk gebied, terwijl het grootste deel van Noordoost-Brabant landelijk gebied is. Dat is het domein van de waterschappen, maar die hebben niet het ruimtelijke instrumentarium, want dat is weer het domein van de gemeente. Gemeenten en waterschappen zullen dus goed en nauw moeten samenwerken, in de hele regio. En daar helpt het eindresultaat van dit project bij. Die laat zien dat je het buitengebied nodig hebt om effecten in de stad te verminderen.’

Twan Tiebosch, regio Noordoost Brabant

Impact in Ede: oplossingen uit de klimaatatlas

De samengebundelde kennis in de Klimaateffectatlas heeft een bijdrage geleverd aan een andere kijk op het bodem- en watersysteem. Het waterschap Vallei en Veluwe stelt nu in hun Regionaal Adaptatie Plan (RAP) dat voor de stedelijk omgeving ‘de grenzen aan de maakbaarheid van het bodem- en watersysteem zijn bereikt’. En ook dat het ‘veel meer dan voorheen voor de hand ligt om het bodem- en watersysteem als structurerend principe centraal te stellen in het omgevingsbeleid’. Dit geldt zowel voor het ontwikkelen van een integrale strategische visie op klimaatadaptatie als voor de adaptatiemaatregelen die op korte termijn genomen moeten worden.

7. Samen bouwen aan een duurzame toekomst?

In het hele land worden plannen gemaakt en projecten ontwikkeld voor een natuurlijkere, duurzame inrichting van Nederland. WUR-ESG wordt vaak om advies gevraagd en bij de uitvoering betrokken. Wil je ook een ruimtelijke inrichtingsopgave aan ons voorleggen of samen oppakken? We gaan graag met je in gesprek!

Heb je een specifieke vraag of wil je van gedachten wisselen over de mogelijkheden voor onderzoek door WUR-ESG in jouw regio? We horen er graag meer over! Je kunt hiervoor contact opnemen met Arjan Koomen, programmaleider Duurzaam Landgebruik bij WUR-ESG of met de auteurs van deze longread Sabine van Rooij, Froukje Boonstra, Onno Roosenschoon (Wageningen Environmental Research) en Rudi van Etteger (DOW).