Interview

Wat vissen en vissers willen

Wat gebeurt er als je windmolenparken afsluit voor visserij? Gaan die gebieden dan fungeren als ‘kraamkamer’ voor vis, met een overloopeffect op omliggende gebieden? En kun je visserij simpelweg verplaatsen? De zaak ligt genuanceerder, aldus visserijonderzoeker Tobias van Kooten.

“In principe gaan visserij en windmolenparken niet goed samen”, zegt Tobias van Kooten van Wageningen Marine Research. “Er zijn natuurlijk allerlei uitzonderingen te bedenken: vormen van visserij die wel zouden kunnen, bijvoorbeeld met staand want of met vislijnen. Maar de bekende trawlervisserij zoals we die in Nederland voornamelijk hebben, met netten die je over de bodem sleept, is simpelweg niet verenigbaar met windmolenparken.”

De bekende trawlervisserij zoals we die in Nederland voornamelijk hebben, met netten die je over de bodem sleept, is simpelweg niet verenigbaar met windmolenparken.

Daarvoor staan de molens namelijk te dicht op elkaar en liggen er teveel kabels in de grond, licht Van Kooten toe, en de stenen die rondom de windmolens worden gestort, zouden de netten beschadigen. Daarnaast willen eigenaren van windmolenparken risico’s zoveel mogelijk beperken en ervoor zorgen dat de boten die de molens onderhouden, ongehinderd hun werk kunnen doen. “Maar wat gaat er gebeuren met de vis én met de vissers als je zulke grote gesloten gebieden op de Noordzee gaat instellen? Die vraag proberen wij zo goed mogelijk te beantwoorden.”

Voorkeuren

De moeilijkheid, zo legt de onderzoeker uit, is dat de Noordzee niet simpelweg een homogene waterplas is. “De vissen hebben een voorkeur voor bepaalde plekken, afhankelijk van bijvoorbeeld zeestromingen, temperatuur en bodemgesteldheid”, zegt hij. “Ze kiezen specifieke gebieden om hun voedsel te zoeken, andere gebieden om hun eieren af te zetten. In elk levensstadium hebben ze andere behoeften.”

Daarnaast hebben verschillende soorten andere voorkeuren. Platvis wil zich ingraven, zeebaars heeft harde structuren nodig om zich te kunnen verschuilen. “Al die factoren samen maken het lastig om de verspreiding van vissen te interpreteren”, vertelt Van Kooten. “Als ergens opeens meer vis zit dan gebruikelijk, betekent dat dan dat die vis in aantal is toegenomen? Of dat ze op dat moment liever op die plek zitten dan ergens anders? Dat is heel lastig te onderzoeken.”

Opschalen

Een andere vraag is hoe vissers reageren op veranderingen. “Stel dat je bepaalde gebieden afsluit, en de vissers mogen nog steeds evenveel vangen”, zegt Van Kooten, “waar gaan ze dan naartoe, en wat betekent dat dan voor de visstand? Misschien trekken de vissers wel naar nieuwe gebieden, die voorheen nog weinig verstoord waren. Of ze gaan grotere gebieden intensiever bevissen, met mogelijk meer verstoring van de zeebodem en meer bijvangst. Dus het is nog maar de vraag wat het netto-effect van een afsluiting is.”

Je kunt niet zomaar zeggen: ga maar een eindje verderop vissen. Dus daar moeten we echt wat mee, als maatschappij.

Elders op de wereld zijn dergelijke vraagstukken al wel eerder onderzocht, bijvoorbeeld in beschermde wateren rond koraalriffen in de tropen. Maar die uitkomsten kun je niet zomaar vertalen naar de Nederlandse situatie, benadrukt Van Kooten. Er zijn immers grote verschillen in bijvoorbeeld temperatuur, waterdiepte en bodem, maar ook in de vissamenstelling en de economische situatie. “Aan de andere kant weten we in Nederland al best veel over het gedrag van vissen in relatie tot de lokale omstandigheden, en over de reactie van vissers daarop”, zegt hij. “Maar de cruciale vraag is wat er gebeurt als je het verhaal opschaalt naar de hele Noordzee. Dat proberen wij nu te doen.”

Sophie Neitzel (WMR) vangt kabeljauw in windpark Borssele die vervolgens een zendertje krijgen, om meer te weten te komen over hun gedrag.
Sophie Neitzel (WMR) vangt kabeljauw in windpark Borssele die vervolgens een zendertje krijgen, om meer te weten te komen over hun gedrag.

Veranderende omstandigheden

Daarvoor ontwikkelen Van Kooten en zijn collega’s computermodellen gebaseerd op ecologische kennis. Ook zit er een sociaal-economische component aan het onderzoek. “We vragen aan vissers waar ze hun keuzes op baseren”, legt de onderzoeker uit. “Hoe bepaal je waarheen je vaart en wanneer je je koers verlegt? Daarnaast krijgen wij ook de gegevens binnen van de transponders van schepen, die de routes vastleggen, en van de logboeken waarin de vangsten worden bijgehouden. Zo kunnen wij analyseren wat vissers waar vangen.”

Op basis van alle data maken de onderzoekers een model dat zo goed mogelijk verklaart wat vissers doen onder bepaalde omstandigheden, en dat daarmee ook voorspellingen kan doen. “Maar het nadeel van die aanpak is dat zo’n datagedreven model alleen werkt voor de situatie waarvoor die is gemaakt”, nuanceert Van Kooten. “Als de omstandigheden veranderen, bijvoorbeeld door veranderende brandstofprijzen, visprijzen of quota, of door klimaatverandering, kan de situatie zomaar weer anders worden.”

Te gemakkelijk gedacht

Het werk is dus nooit af, zo wil hij maar zeggen. “Juist die veranderingen willen wij ook begrijpen, verklaren en misschien wel voorspellen”, zegt Van Kooten. “Stel dat een visser onder bepaalde omstandigheden keuze X maakt, wat doet hij dan als de situatie verandert? En dan is er ook nog individuele variatie. Heel complex, maar daardoor ook wel weer heel leuk.”

Vaak wordt er te makkelijk gedacht over de veranderingen waar de visserij mee te maken heeft, merkt Van Kooten op. “Die sector wordt aan alle kanten steeds meer ingeperkt. Je kunt niet zomaar zeggen: ga maar een eindje verderop vissen. Dus daar moeten we echt wat mee, als maatschappij.”

Onze taak is de effecten van windparken op de vis en de visserij zo goed mogelijk inzichtelijk te maken, zodat die maatschappelijke discussie zo veel mogelijk kan plaatsvinden op basis van feiten.

Kiezen op basis van feiten

De kans is groot dat het onderzoek uiteindelijk laat zien dat de visserijdruk omlaag moet. “Maar dat wil niet zeggen dat we die sector helemaal moeten opgeven”, benadrukt Van Kooten. “Die vissersvloot en dat broodje vis – die horen toch bij ons cultureel erfgoed. We moeten ons alleen afvragen of we echt willen dat een groot deel van die productie eindigt als goedkope diepvriesvis in het buitenland.”

Misschien moeten we andere benadering kiezen, suggereert Van Kooten, waarbij vissers met kleinere vangsten toch een goede boterham kunnen verdienen. “Daar zijn best creatieve oplossingen voor te bedenken”, zegt hij, “net zoals we die steeds meer zien bij boerenbedrijven.” Het is niet aan onderzoekers om daarin te sturen, benadrukt hij – en ook niet om te sturen op meer of minder windmolenparken. “Onze taak is de effecten daarvan op de vis en de visserij zo goed mogelijk inzichtelijk te maken, zodat die maatschappelijke discussie zo veel mogelijk kan plaatsvinden op basis van feiten.”