1.1.3 Nederland

Nederlandse economie krimpt

De Nederlandse economie krimpt in 2013 naar verwachting van het CPB met 0,5% (tabel 1.3). De krimp is vooral te wijten aan teleurstellende binnenlandse bestedingen. De positieve bijdrage van de uitvoer kon de daling van de binnenlandse bestedingen in Nederland maar gedeeltelijk compenseren. De consumptie levert al enige jaren een negatieve bijdrage aan de BBP-groei, ook de lage investeringen van bedrijven en in woningen dragen bij aan de krimp. In 2013 zal naar verwachting na een aanvankelijke stabilisatie in het tweede halfjaar een voorzichtig herstel optreden. Dit kan zich in 2014 voortzetten. De mogelijke groei is vooral te danken aan een aantrekkende uitvoer door de enigszins herstellende wereldhandel (CPB, 2013).

De werkloosheid neemt in 2013 fors toe tot meer dan 6% van de beroepsbevolking. De werkloosheid heeft vanaf 2012 een andere oorzaak dan in voorgaande jaren. In 2011 en 2012 was de toename nog vooral het gevolg van het stijgende aanbod van arbeid dankzij toegenomen participatie van 55-plussers en jongeren; vanaf eind 2012 is de toename van de werkloosheid grotendeels toe te schrijven aan een daling van de werkgelegenheid.

De daling van de particuliere consumptie hangt samen met veranderingen in inkomen en vermogen van de consument. Daar komt bij dat het consumentenvertrouwen in Nederland veel sterker is gedaald dan in de rest van de eurozone. Voor 2014 verwacht het CPB een herstel, terwijl de individuele spaarquote verder toe neemt. De consumptiegroei blijft heel beperkt. Dit komt door de gematigde loonontwikkeling in combinatie met lastenverhogingen, en hogere premies en lagere uitkeringen van pensioenfondsen. Ook de daling van de huizenprijzen draagt bij aan de negatieve ontwikkeling van de consumentenuitgaven.

Tabel1_3.png

De bedrijfsinvesteringen stabiliseren zich in 2013, nadat ze vorig jaar nog met bijna 2,5% daalden. Dankzij de aantrekkende wereldhandel en de toename van de binnenlandse productie nemen de investeringen in 2014 naar verwachting toe met ruim 2%. Hoewel een deel van de producenten sinds het vierde kwartaal van 2012 optimistischer is over het economische klimaat, geeft een toenemend aantal ook aan dat er financiële belemmeringen zijn voor uitbreiding van de investeringen. De bezettingsgraad in de verwerkende industrie was eind 2012 6 procentpunt lager dan het langjarige gemiddelde van 83%. Dat duidt op een forse onderbezetting van de productiecapaciteit. Naar verwachting van het CPB zullen de uitbreidingsinvesteringen dan ook beperkt zijn en de investeringen in 2014 vooral toenemen door vervanging van verouderde kapitaalgoederen.

Het volume van de uitvoer neemt in 2013 naar verwachting met ruim 3% toe, in 2014 met 5%. In 2013 dalen de Nederlandse uitvoerprijzen voor het eerst sinds 2003 (uitgezonderd het crisisjaar 2009). Toch verbetert de prijsconcurrentiepositie maar licht, omdat ook de prijs van de concurrenten daalt. De verandering van de Nederlandse uitvoerprijzen in 2013 en 2014 wordt vooral bepaald door schommelingen in de prijzen van energie en grondstoffen. De groei van het volume van de invoer (exclusief energie) blijft achter bij die van de uitvoer. Dit is vooral toe te schrijven aan de al genoemde lage binnenlandse bestedingen. De zwakke binnenlandse vraag leidt er ook toe dat bedrijven geen extra voorraden hoeven aan te leggen, waardoor ook hier minder grondstoffen worden geïmporteerd.

Door de geringe economische groei staan de lonen onder druk. In alle sectoren stijgen de contractlonen in 2013 naar verwachting minder dan de inflatie. De productie krimpt en dat drukt samen met de oplopende werkloosheid de contractlonen in de marktsector.

Het CPB ziet de collectieve lasten toenemen tot 40,1% van het BBP in 2014 (tabel 1.3). De stijging is grotendeels bepaald door de verhoging van het algemene btw-tarief naar 21% per oktober 2012, het invoeren van een verhuurdersheffing en het niet indexeren van de schijfgrenzen en de heffingskortingen in de inkomstenbelasting voor inflatie in 2013.