Nieuws

Minder verontreinigingen in Antarctische vogels, méér in bodemorganismen

Gepubliceerd op
10 februari 2011

Verontreinigingen zijn overal, zelfs op afgelegen gebieden als Antarctica.

Uit recent onderzoek blijkt dat de concentraties van inmiddels sterk gereguleerde stoffen als PCB's, DDT en hexachloorbenzeen in pinguïns en stormvogels weliswaar afnemen, maar dat dat bij bodemorganismen nog geenszins het geval is.

Het gebruik van stoffen als PCB's, DDT en andere persistente verbindingen is in de meeste landen verboden of sterk aan banden gelegd. De vraag is of dit voldoende is om de concentraties in het milieu te verminderen. In een onlangs door Alterra, Imares (beide onderdeel van wageningen UR) en the Australian Antarctic Divison afgerond onderzoek is gebleken dat concentraties PCB's, DDT en hexachloorbenzeen in Antarctische pinguïns en stormvogels sinds de jaren '80 zijn afgenomen. "Maar," zegt Alterra-onderzoeker Nico van den Brink, "uit de literatuur bleek dat de concentraties in organismen die op en in de bodem leven niet afnemen, maar soms zelfs toenemen."

Een verklaring hiervoor is te vinden in de volgende theorie. In het voorjaar vindt in het water algenbloei plaats. Hiervan dwarrelt een relatief groot deel naar de bodem. De in het water aanwezige verontreinigingen worden door algen gebonden, en sedimenteren met de algen naar organismen op de bodem (het benthisch systeem). De benthische voedselwebben zijn de uiteindelijke ontvanger van deze verontreinigende stoffen en hebben geen mogelijkheid om ze af te breken of af te voeren. De verblijftijd in het benthisch systeem is lang, en de concentraties lijken een afspiegeling van de in het totale systeem aanwezige hoeveelheid verontreinigingen.

Nico van den Brink: "Ons onderzoek laat zien dat het mondiale beleid om het gebruik van deze verontreinigende stoffen te verminderen wel succesvol lijkt te zijn om de toevoer ervan naar afgelegen gebieden te verminderen. Het is echter niet voldoende om de totale hoeveelheid in deze gebieden te verminderen. Daarnaast verwachten we dat klimaatverandering grote effecten kan hebben op de dynamiek van het zeeijs, en daarmee op de verblijftijden van de verontreinigingen. Trends van verbindingen uit het verleden zijn daarom niet bruikbaar om die van nieuwe verontreinigingen, bijvoorbeeld gebromeerde vlamvertragers, voor het Antarctisch systeem te voorspellen. Om de effectiviteit van mondiaal beleid over het gebruik van deze stoffen te monitoren is het dus noodzakelijk om te blijven meten."