Uitgave
Onzekerheden Gewasmodellering
Om de effecten van klimaatverandering op gewasopbrengsten te voorspellen, worden vaak gewasmodellen gebruikt. De samenvattingen die het IPCC heeft gemaakt van effecten van klimaatverandering op de landbouw, baseren de resultaten voornamelijk op voorspellingen met behulp van gewasmodellen.
Gewasmodellen zijn echter gemaakt om de groei van gewassen te simuleren op veldniveau, en worden vaak verkeerd gebruikt. Het is belangrijk bij het gebruik van de modellen en het presenteren van resultaten, inzicht te hebben in wat de resultaten betekenen en hoe deze te interpreteren.
Er zijn drie typen onzekerheden, in de modelstructuur, de input data en de parameters (Van Oijen and Ewert, 1999).
1) Modelstructuur: processen
Potentiële <-> werkelijke opbrengsten
Het is belangrijk om te beseffen dat gewasmodellen niet de actuele opbrengsten simuleren, maar de potentiële opbrengsten, en eventueel ook watergelimiteerde en nutriëntgelimiteerde opbrengsten. Hierbij wordt rekening gehouden met de temperatuur, straling, CO2 concentratie en gewaseigenschappen, zoals fenologie, fysiologie en de structuur van het bladerdak. In het geval van watergelimiteerde opbrengsten wordt ook een eventueel gebrek aan regenval en irrigatie berekend met behulp van bodemeigenschappen. Nutriëntgelimiteerde opbrengsten berekenen tenslotte ook in hoeverre nutriënten zoals stikstof en fosfor uit de bodem en mest limiterend zijn voor gewasgroei. De werkelijk behaalde opbrengsten zijn echter ook afhankelijk van plagen, ziekten, onkruiden en verontreinigingen. De invloed hiervan is afhankelijk van de bedrijfsvoering. Effecten hiervan zijn moeilijk in procesmodellen in te bouwen, en zijn ook niet verwerkt in het WOFOST model. Voor meer informatie zie bijvoorbeeld Jamieson et al. (1999) en Reidsma et al. (2010).
In de applicatie voor Flevoland is er gedeeltelijk rekening gehouden met dit soort onzekerheden. Het gewasmodel WOFOST is gebruikt om de invloed van klimaatverandering op potentiële en watergelimiteerde opbrengsten te voorspellen. Aangezien bodemeigenschappen en regenval lokaal heterogener zijn dan temperatuur, zijn watergelimiteerde opbrengsten moeilijker te voorspellen dan potentiële opbrengsten. Vanwege het jonge karakter van deze polder, is de kleigrond echter relatief homogeen. Bovendien is er weinig sprake van watergebrek, en kunnen we in het algemeen uitgaan van potentiële opbrengsten. Tenslotte is het gewasmanagement in Flevoland bijna optimaal, waardoor het verschil tussen de potentiële en werkelijke opbrengsten vrij klein zijn.
Veldniveau <-> regionaal niveau
Gewasmodellen zijn ontwikkeld om gewasgroei op veldniveau te gebruiken. Ze zijn voor vele locaties gecalibreerd en gevalideerd, met behulp van gedetaileerde informatie over biofysische omstandigheden, gewaseigenschappen en management. Omdat er vooral interesse is in het voorspellen van klimaatverandering voor grotere regio’s, worden gewasmodellen steeds vaker gebruikt om op regionaal niveau uitspraken te doen hierover. Aangezien in een regio de biofysische en socio-economische omstandigheden verschillen, zal er variatie zijn in gewasopbrengsten. Resultaten op regionaal niveau kunnen niet gevalideerd worden met behulp van experimenten met optimaal management. Validatie vindt dus plaats met behulp van regionale statistieken, welke de actuele opbrengsten weergeven, niet de potentiële opbrengsten. Er bestaat dus een risico dat modellen verkeerd gecalibreerd worden en dat processen die belangrijk zijn op veldniveau, maar minder op regionaal niveau, teveel invloed hebben op regionale voorspellingen. Voor meer informatie, zie bijvoorbeeld Hansen en Jones (2000), Challinor et al. (2004), Reidsma en Ewert (2008) en Reidsma et al. (2009).
Aangezien de biofysysische en socio-economische omstandigheden in Flevoland relatief homogeen zijn, kunnen we er van uit gaan dat de resultaten een goed beeld geven voor de gehele regio. De onzekerheden in het toekomstige klimaat zijn groter dan de processen en input data, en toekomstige opbrengsten zullen in het bereik liggen van de voorspellingen. Ook voor andere kleigronden met bijna optimaal management in Nederland, zullen de effecten van klimaatverandering vergelijkbaar zijn.
Processen die gewasgroei bepalen
Er zijn verschillende manier om gewasgroei te simuleren. Van Ittersum et al. (2003) geven een uitgebreide beschrijving van de verschillende benaderingen. In grote lijnen wordt potentiële productie bepaald 1) op basis van ‘light use efficiency’ of 2) op basis van fotosynthese. Aangezien er voor vele gewassen een lineaire relatie is gevonden tussen de onderschepte straling en de biomassaproductie, kan deze relatie gebruikt worden voor het simuleren van potentiële gewasgroei. Deze benadering vermijdt dat er tot in detail moet worden in gegaan op fotosynthese en respiratie. Ook voor de manier waarop watergelimiteerde groei wordt gesimuleerd, zijn verschillende benaderingen. Het model en dus de benadering die gekozen wordt, beïnvloedt de resultaten.
Het model WOFOST dat gebruikt is, is een relatief simpel model. Omdat het is ontwikkeld voor toepassingen op hogere schaalniveaus, zijn veel processen versimpeld. Het voordeel hiervan is dat er relatief weinig parameters geschat hoeven worden, waardoor de invloed van parameters doorzichtiger is.
WOFOST gebruikt de fotosynthese benadering voor potentiële productie, en gebruikt de Penman vergelijking inclusief een gewasfactor voor watergelimiteerde productie. De water balans in de bodem gebruikt een ‘tipping bucket’ benadering tot een diepte van de maximale worteldiepte (zoals opgegeven per gewas). Indien de grondwaterstand wordt meegenomen in de bodemwaterberekeningen, wordt een bodemdiepte tot 10 m gebruikt. In de huidige applicatie is dit echter niet gebeurd.
De resultaten uit deze studie zijn vergeleken met andere studies, zoals een regionale studie op basis van het gewasmodel LINTUL, waarin ook opbrengsten voor Flevoland gesimuleerd zijn. De resultaten komen redelijk overeen.
Invloed klimaat <-> technologie en management
Bij het gebruik van gewasmodellen in klimaatstudies, wordt er vaak vanuit gegaan dat klimaat de voornaamste invloed heeft op gewasopbrengsten, en dat klimaatverandering de enige verandering is. Zoals eerder aangegeven, is er echter een verschil tussen potentiële en actuele opbrengsten, welke beïnvloed wordt door technologie en management. Potentiële opbrengsten kunnen verhoogd worden door verbeterde rassen door middel van plantenveredeling, en door het aanpassen van de zaaidatum. Het verschil tussen potentiële en actuele opbrengsten kan verkleind worden door het gebruik van (kunst)mest, pesticiden, irrigatie en ander management dat oogstverliezen voorkomt. Het is daarom belangrijk om voor de huidige situatie het management in kaart te brengen, en ook voor de toekomst hier voorspellingen over te doen.
Omdat de invloed van management op het verschil tussen potentiële en actuele opbrengsten moeilijk op te splitsen is, en processen niet ingebouwd zijn in het WOFOST model, zijn voor de applicatie in Flevoland eerst de potentiële opbrengst berekend, en vervolgens zijn deze gekoppeld aan informatie over actuele opbrengsten en de invloed van technologie. De manier van integratie, en schattingen over de invloed van verschillende processen, is van grote invloed op de uiteindelijke voorspelde gewasopbrengsten voor de toekomst.
Twee management invloeden die wel in een gewasmodel zoals WOFOST worden gesimuleerd, zijn de keuze van een ras, en de zaaidatum. Om de invloed hiervan te onderzoeken, zijn adaptatie opties gesimuleerd. Voor raskeuze zijn gewasparameters veranderd, en de zaaidatum is vervroegd zodat het gewas eerder in het seizoen begint te bloeien. Hierdoor kan zowel de gevoeligheid van het model beoordeeld worden, als de effectiviteit van dit soort adaptatie opties.
2) Input data
Klimaatscenario’s
Hoe het klimaat verandert, is onzeker. Hoe het klimaat verandert, beïnvloedt ook de effecten op gewasopbrengsten. Vandaar dat er verschillende klimaatscenario’s worden gebruikt om de mogelijke effecten op gewasopbrengsten te simuleren.
In de applicatie voor Flevoland zijn de vier KNMI’06 scenario’s gebruikt, W, W+, G en G+. Daarnaast zijn deze gekoppeld aan zowel hoge als lage CO2 concentraties. Daardoor kan goed worden beoordeeld wat de invloed is van temperatuur (verschil W en G), neerslag (verschil standaard en +) en CO2 concentraties.
3) Parameters
Gewasparameters
Naast de data over klimaatsomstandigheden, hebben gewasparameters grote invloed op de uitkomsten. De laatste jaren worden er steeds minder experimenten gedaan en zijn er steeds minder data beschikbaar. Een studie die ook nu nog veel gebruikt wordt is Boons-Prins et al. (1993). Rassen veranderen echter, en kunnen beter bestand raken tegen hitte en droogte.
Voor de applicatie in Flevoland zijn de gewasparameters, voor zover mogelijk, geupdate. Binnen het SEAMLESS project (Van Ittersum et al., 2008) is er een enquête uitgevoerd, waarin voor onder andere Flevoland veel gegevens verzameld zijn over gewasopbrengsten en gewasmanagement. Deze kunnen gebruikt worden om het model voor een gewas te calibreren.
Referenties
Referenties
Boons-Prins, E.R., de Koning, G.H.J., Van Diepen, C.A., Penning de Vries, F.W.T., 1993. Crop specific simulation parameters for yield forecasting across the European Community. CABO-DLO, Wageningen.
Challinor, A.J., Wheeler, T.R., Craufurd, P.Q., Slingo, J.M., Grimes, D.I.F., 2004. Design and optimisation of a large-area process-based model for annual crops. Agricultural and Forest Meteorology 124, 99-120.
Hansen, J.W., Jones, J.W., 2000. Scaling-up crop models for climate variability applications. Agricultural Systems 65, 43-72.
Jamieson, P.D., Porter, J.R., Semenov, M.A., Brooks, R.J., Ewert, F., Ritchie, J.T., 1999. Comments on ''Testing winter wheat simulation models predictions against observed UK grain yields'' by Landau et al. Agricultural and Forest Meteorology 96, 157-161.
Reidsma, P., Ewert, F., 2008. Regional farm diversity can reduce vulnerability of food production to climate change. Ecology and Society 13 (1): 38.
Reidsma, P., Ewert, F., Boogaard, H., van Diepen, K., 2009. Regional crop modelling in Europe: The impact of climatic conditions and farm characteristics on maize yields. Agricultural Systems 100, 51-60.
Reidsma, P., Ewert, F., Oude Lansink, A., Leemans, R., 2010. Adaptation to climate change and climate variability in European agriculture: The importance of farm level responses. European Journal of Agronomy 32, 91-102.
Van Ittersum, M.K., Leffelaar, P.A., van Keulen, H., Kropff, M.J., Bastiaans, L., Goudriaan, J., 2003. On approaches and applications of the Wageningen crop models. European Journal of Agronomy 18, 201-234.
Van Ittersum, M.K., Ewert, F., Heckelei, T., Wery, J., Alkan Olsson, J., Andersen, E., Bezlepkina, I., Brogaard, S., Donatelli, M., Flichman, G., Olsson, L., Rizzoli, A., van der Wal, T., Wien, J.E., Wolf, J., 2008. Integrated assessment of agricultural systems – A component-based framework for the European Union (SEAMLESS). Agricultural Systems 96, 150-165.
Van Oijen, M., Ewert, F., 1999. The effects of climatic variation in Europe on the yield response of spring wheat cv. Minaret to elevated CO2 and O3: An analysis of open-top chamber experiments by means of two crop growth simulation models. European Journal of Agronomy 10, 249-264.