Case

Het verhaal van Tejaswee Shiwakoti

Mijn grootvader was nog boer, maar ik ben opgegroeid in een plattelandsstad. Mijn vader werkte tot zijn pensioen als assistent in een oogkliniek en mijn zus doet een ingenieursopleiding.

Dat in Nepal steeds minder mensen in de landbouw werken, wekte juist mijn interesse voor deze sector. Mijn ouders konden het gelukkig accepteren dat ik landbouw wilde studeren. Tijdens mijn studie (2011-2015) raakte ik geïnteresseerd in biologische landbouw. Veel Nepalese boeren werken vrijwel biologisch omdat ze niet anders kunnen, maar als ze hun producten echt als biologisch konden verkopen, zouden ze veel meer verdienen. De markt is er, in binnen- en buitenland.

Na mijn afstuderen heb ik in een project gewerkt dat boeren in afgelegen gebieden voorzag van zaden en trainde in betere teeltmethoden. In sommige dorpen werkten echter bijna alle mannen in het buitenland. Voor een master biologische landbouw moest ik echter naar het buitenland, Nepal heeft zoiets niet. In Wageningen vond ik wat ik zocht.

Toen ik bericht kreeg dat de universiteit me een beurs gaf voor het collegegeld en van het Anne van den Ban Fonds voor mijn levensonderhoud, was ik zo blij dat ik er niet van kon slapen. Mijn droom was uitgekomen! Pas toen alle papierwerk rond was, zoals mijn visum, durfde ik het ook echt te geloven.

Op de lange termijn wil ik graag mijn eigen landbouwbedrijf hebben, dat moet in Noord-Nepal nog wel lukken. Ik wil klein beginnen en vooral op de marketing focussen. Biologische certificering is helaas nog duur. Maar eerst ga ik op zoek naar een baan. Als je je kennis effectief wilt laten zijn, moet je in mijn land bij de overheid werken, want dan zijn mensen eerder overtuigd. De overheid heeft ook biologische landbouwprojecten, dus ik hoop dat het me lukt. Ik zeg ook altijd tegen mezelf: blijf proberen en houd hoop.